Image
Laboratorium voor een nieuwe maatschappij
Foto: Madden on wikipedia
Laboratorium voor een nieuwe maatschappij
10 minuten

Cuba is klaar om het eerste land ter wereld te worden waarin coöperatieven het grootste deel uitmaken van de economie. Het land is bezig met een fundamentele hervorming, waarnaar verwezen wordt als een 'renovatie van het socialisme' of een 'vernieuwing van het socialisme'. 

Cuba is zijn economisch systeem aan het wegsturen van het socialistische staatsmodel dat aangenomen werd in de jaren 1970. Het is niet de eerste keer dat Cuba belangrijke hervormingen aanvat, maar deze inspanningen beloven grondiger te worden dan voorgaande pogingen om zich te verwijderen van het klassieke staatsmodel. Fidel Castro bekende in 2005: “Onder de vele fouten die we gemaakt hebben, was de grootste dat we geloofden dat iemand wist hoe het socialisme geconstrueerd moest worden.” Deze 'iemand' was uiteraard de Sovjetunie. Dus probeert Cuba nu voor zichzelf uit te dokteren hoe een socialistische maatschappij geconstrueerd wordt. 

Wat de recente vernieuwingen betreft: de productiemiddelen van de maatschappij zullen in eigendom van de staat blijven, in naam van heel het volk. De hervormingen veranderen niets aan het eigendom-systeem, maar hebben wel een invloed op het beheersysteem van ondernemingen. In feite omarmt Cuba het principe van de subsidiariteit, wat inhoudt dat de beslissingen op het laagst mogelijke niveau genomen moeten worden, en dat hogere niveaus hun steun moeten verlenen aan het lokale. Dit betekent concreet meer ondernemingsautonomie in staatsbedrijven en de oprichting van coöperatieven buiten het kader van de staat. (Coöperatieven zijn autonome verenigingen van personen die vrijwillig samenwerken in hun gezamenlijk sociaal en economisch voordeel. Coöperatieve zaken zijn eigendom van de mensen die er zelf werken). Men verwacht dat in de komende jaren 46% van het Cubaans Bruto Binnenlands Product afkomstig zal zijn van die sector van de economie die niet rechtstreeks verbonden is met de staat (de niet-gouvernementele sector). Daaronder vallen coöperatieven, maar ook kleine private zaken. Coöperatieven zullen waarschijnlijk het belangrijkste element worden van deze niet-gouvernementele sector.  

Coöperatieven

83% van de landbouwgrond is nu al in handen van coöperatieven, het grootste deel in de UPBCS's (Basiseenheden van Coöperatieve Productie) die in de jaren 1990 ontstonden uit de omvorming van voormalige staatsbedrijven. Maar dit waren geen echte coöperatieven vermits ze nog altijd onder de controle vielen van staatsentiteiten. Met de huidige hervormingen krijgen ze de autonomie om echte coöperatieven te worden. De oprichting van stedelijke coöperatieven in de dienstensector en de industrie, is nog een belangrijkere vernieuwing. 222 experimentele stedelijke coöperatieven moesten van start gaan in 2013. Op 1 juli 2013 waren er al 124 opgericht in de volgende sectoren: constructie, transport en landbouwmarkten. Voor 2014 wordt een grote uitbreiding van het aantal stedelijke coöperatieven voorzien.
Het was in december 2012 dat het nationaal parlement een nieuwe wet stemde die de legale basis vastlegt voor deze nieuwe stedelijke coöperatieven. Een aantal van de belangrijkste bepalingen in deze wet zijn: een coöperatieve moet ten minste 3 leden tellen; als zelfbesturende organen moeten coöperatieven hun eigen interne democratische beslissingsstructuren installeren; coöperatieven zijn onafhankelijk van de staat; coöperatieven kunnen zaken doen met private en staatsondernemingen; coöperatieven zullen hun eigen prijzen bepalen, behalve in gevallen waar de staat een prijs heeft vastgelegd; sommige coöperatieven zullen ontstaan uit omgevormde staatsondernemingen (bvb. restaurants); de financiering van de coöperatieven zal komen van bankleningen, van ledenbijdrages en van een nieuw speciaal fonds (van het ministerie van Financiën); coöperatieven moeten belastingen betalen op winsten en sociale zekerheid voor socios (de eigenaars en tevens werknemers); enzovoort.
Het hele project betekent een grote stap voorwaarts voor Cuba. Sinds 1968 streefde de staat er naar om alles zelf te beheren, van restaurants en taxi's tot kappers. Sommige ondernemingen werden goed geleid, maar velen niet. Een van de problemen was de motivatie van de werknemers. Alle beslissingen werden op een hoger niveau genomen en werknemers van de staat waren verzekerd van hun job, zelfs als ze hun taken niet naar behoren uitvoerden. Hun loon was daarbovenop laag. Als socios in coöperatieven zullen ze meer motivatie hebben om van hun ondernemingen een succes te maken. Het inkomen en de zekerheid van elk lid van de coöperatieve is afhankelijk van het collectief. En elk individu heeft het recht om te stemmen in de Algemene Vergadering waar het beleid van de coöperatieve vastgelegd wordt. Coöperatieven combineren dus materiële en morele drijfveren, die het individueel belang aan het collectieve belang koppelen.     

Kapitaal

Een groot deel van het startkapitaal voor coöperatieven zal waarschijnlijk komen van het geld dat naar Cuba gestuurd wordt door familieleden die in het buitenland leven. Dit is een goede manier om een deel van de 2455 miljard dollar (cijfer van 2012) aan overschrijvingen die Cuba zo binnenkomt, aan te wenden voor het maatschappelijke goed. Hoewel 62,4% van de bevolking overschrijvingen uit het buitenland ontvangt, gaat het overgrote deel van dat geld naar de blanke Cubanen. Het resultaat is dat zwarte Cubanen minder kans hebben om te participeren aan een coöperatieve en ondervertegenwoordigd zullen zijn in deze sector van de economie. Op langere termijn houdt dit sociale gevaren in. Een corrigerend beleid vanwege de banken bij het uitschrijven van leningen kan dit probleem vermijden. Het is zeker niet nodig om een op ras-gebaseerd positief discriminatie-beleid door te voeren om dit onevenwicht te herstellen. Banken kunnen gewoon voorrang geven aan die coöperatieven die een gebrek aan inkomsten hebben van overschrijvingen uit het buitenland. Leningen aan iedereen naargelang zijn behoeften. De prioriteiten bij het toekennen van bankleningen kunnen ook gebaseerd worden op de ontwikkelingsplannen van de staat, want het socialistische plansysteem blijft immers de belangrijkste manier om de nationale economie te dirigeren. Maar als coöperatieven werkelijk autonoom zijn, hoe kan deze sector dan rijmen met de planeconomie? Het model voor economische democratie ontwikkelt door de Amerikaanse filosoof David Schweickart toont aan hoe markt en planeconomie kunnen samengaan. In 'Na Kapitalisme', stelt Schweickart een maatschappij voor gebaseerd op democratisch geleide coöperatieven die goederen en diensten uitwisselen in een vrije markt. Maar de toekenning van investeringskapitaal wordt gedaan door overheidsinstellingen op nationaal, regionaal en lokaal niveau, en zijn gebaseerd op sociale criteria die democratisch vastgelegd werden. Dit lijkt goed te passen in de nieuwe economie die vandaag aan het ontwikkelen is in Cuba. 

Sociaal

Coöperatieven worden door Cuba erkend als socialistische vormen van organisatie. Onder meer omdat ze een sociaal bewustzijn stimuleren. Door mensen samen te brengen in hun dagelijks werkleven in democratische zelfbeheerde organisaties, voeden coöperatieven een democratische persoonlijkheid. Dit punt wordt sterk benadrukt door de Cubaanse economist Camila Piñeiro Harnecker. Zij argumenteert dat de coöperatieven “de bevordering van democratische waarden, attitudes en gewoonten promoten (gelijkheid, verantwoordelijkheid, solidariteit, tolerantie voor verschillende opinies, communicatie en consensusvorming)”. Coöperatieven zijn kleine scholen voor democratie waarin de nieuwe socialistische mens kan gedijen, veel meer dan onder het staatssocialisme mogelijk was. 

Private ondernemingen

De andere component van de niet-gouvernementele sector bestaat uit kleine en middelgrote private ondernemingen. Zij worden cuentapropistas genoemd. In de jaren 1990 werden een beperkt aantal sectoren open gesteld voor zelfstandig ondernemerschap. In 2011 werd dit uitgebreid tot 178 beroepen. Enerzijds werd deze strategie ontwikkeld om het groot aantal overbodige staatsambtenaren die ontslagen zouden worden, vlug te kunnen absorberen. Anderzijds konden de bloeiende ondergrondse economische activiteiten die in de jaren 1990 ontstaan waren nu ook openlijk en legaal opereren, waardoor ze vergund, gereguleerd en belast konden worden. De aanvaarding van kleine private ondernemingen betekent dat het Cubaanse leiderschap besloten heeft dat een kleine burgerij compatibel is met het socialisme. Zoals zo vaak gezegd wordt: de staat kan niet alles doen. In tegenstelling tot een bewering die vaak opduikt in de media, staan de veranderingen in Cuba niet gelijk aan het begin van het kapitalisme. De accumulatie van rijkdom zal vermeden moeten worden. Dat wil zeggen dat de kleine burgerij niet zal mogen uitgroeien tot een grote burgerij, een kapitalistische klasse.
In tegenstelling tot coöperatieven die een sociaal bewustzijn aanwakkeren, creëren private ondernemingen individualisme. Eigenbelang is de voornaamste drijfveer van private bedrijven. Om die reden is een kleine burgerij zeer zeker geen socialistische klasse. Terwijl het bestaan van kleine private bedrijven wel is toegestaan, zou de groei ervan moeten tegengehouden worden waar coöperatieven evengoed dezelfde functie kunnen invullen. De nieuwe private ondernemingen in Cuba mogen ook mensen te werk stellen. Hoewel het officieel niet zo bestempeld wordt gaat dit in realiteit over loondienst. Er wordt algemeen aangenomen dat private exploitatie van loonarbeid niet compatibel is met het socialisme (en het is tevens een schending van de Cubaanse grondwet), maar de praktijk wordt aanvaard als noodzakelijk om snel een surplus aan werkkrachten te kunnen absorberen. De afgelopen jaren ware kleine private ondernemingen het snelst groeiende element van de Cubaanse economie. Als dit element uitgroeit tot een omvangrijk deel van de niet-gouvernementele sector, dan kan het gemakkelijk een belangrijke politieke invloed verwerven. Hierdoor zou Cuba zich van het socialisme verwijderen. De verdere ontwikkeling van het socialisme vereist dus dat de coöperatieven en niet de private ondernemingen het grootste deel gaan uitmaken van de niet-gouvernementele sector. Dit zal waarschijnlijk wel lukken omdat de coöperatieven begunstigd worden door de staat in termen van belastingbeleid en leningen, en omdat de efficiëntie en de productiviteit in coöperatieven hoog ligt door de grotere motivatie van socios. In gevallen waarbij coöperatieven rechtstreeks in concurrentie staan met private ondernemingen, bevinden de eerstgenoemden zich bovendien meestal in een betere positie. Zo zijn de tot coöperatieven omgevormde staatsrestaurants doorgaans op een betere locatie gevestigd dan de private restaurants, enzovoort. 

Socialisme van de 21ste eeuw

Het project waarnaar men verwijst met de term 'socialisme van de 21ste eeuw' wordt vooral geassocieerd met de Bolivariaanse Revolutie in Venezuela. Het is een poging om het socialisme opnieuw uit te vinden na de ineenstorting van het staatssocialisme  dat de 20ste eeuw karakteriseerde. In Venezuela omvatte dit proces het gebruiken van staatsmacht om coöperatieven en gemeenschapsraden aan de basis van de samenleving te promoten, als kiemen van het toekomstige socialisme. Sociale transformatie wordt zowel van bovenaf als van onderuit geconstrueerd. In Venezuela gebeurt dit in een maatschappij die voor het merendeel nog altijd kapitalistisch is. In Cuba zien we een gelijkaardig proces in de context van een socialistische maatschappij. De Cubaanse staat promoot ook coöperatieven, versoepelt de controle op ondernemingen en decentraliseert de overheidsmacht naar lokaal niveau. Beide landen zien de versterking van verenigingen aan de basis van de samenleving als cruciaal voor het opbouwen van het nieuwe socialisme. Democratische zelfbesturende coöperatieven zijn een essentieel kenmerk van het socialisme van de 21ste eeuw.
Het gedeeltelijk uit handen geven van centrale staatsmacht lokt in Cuba verzet uit van de staatsbureaucratie zelf. Sommigen zeggen dat het verzet gemotiveerd is door het eigenbelang van de gevestigde bureaucratische klasse die zal proberen om de hervormingen te blokkeren. Anderen zien het verzet als een gevolg van de bureaucratische gewoontes die maar traag zijn als het op veranderen aankomt. In dat geval kan het verzet overwonnen worden door een mentaliteitswijziging. Venezuela wordt ook geconfronteerd met een bureaucratisch verzet. Het is daarom dat macht en middelen rechtstreeks in handen gegeven worden van de gemeenschapsraden. Zo omzeilt men de traditionele kanalen. Een gelijkaardige strategie wordt toegepast in Cuba, waar bepaalde belastingen op lokaal niveau geïnd worden in plaats van op nationaal niveau. Dit verschuift de capaciteit om acties te initiëren naar het lokale niveau – een hele verandering t.o.v. de verticale structuur van het klassieke staatssocialisme.
In Cuba zijn diegenen die de hervormingen doorvoeren, zich ervan bewust dat ze de maatschappij aan het hermodelleren zijn. Ze gaan de uitdaging op een experimentele manier aan. De nieuwe stedelijke coöperatieven worden opgericht als experimenten. Als er moeilijkheden rijzen, worden er lessen uit getrokken zodat het proces verbeterd kan worden terwijl het aan de gang is. Een probleem dat al is opgedoken is de nood aan educatie over coöperatieven. Eerdere ervaringen in de UBPC's (landbouwcoöperatieven) toonden aan dat de werknemers niet geoefend waren in het nemen van beslissingen op een democratische manier. De vroegere landbouwcoöperatieven beschikten evenmin over de autonomie die nodig was om de werknemers echt te doen geloven dat ze zelf de touwtjes in handen hadden. Nu krijgen ze voor de eerste keer een werkelijke autonomie aangereikt. Ook de werknemers in de stedelijke staatsbedrijven die nu omgevormd worden naar coöperatieven hebben de diepgewortelde gewoonte om de beslissingen van een hogere autoriteit na te leven. Onder het staatssocialisme komen de beslissingen onverminderd van bovenaf en dat lokt passiviteit uit. Er wordt dezer dagen dan ook veel gesproken over een “verandering van mentaliteit” die moet plaatsvinden.
Vele jaren geleden wees de Cubaanse filosofe Olga Fernandez mij er op dat in plaats van de staat, de civiele maatschappij aan het afsterven was onder het socialistische model dat Cuba had aangenomen. De huidige vernieuwing van het socialisme is een poging om de civiele maatschappij te verjongen, om een socialistische civiele maatschappij op te bouwen. De coöperatieven zouden een sleutelrol kunnen spelen in deze verjonging, die Cuba kan ondersteunen op weg naar een maatschappij beheert door geassocieerde producenten. Als dit experiment lukt, dan kan het van historisch belang zijn. 

Cliff DuRand is een onderzoeksmedewerker aan het Centrum for Global Justice en professor emeritus Filosofie aan de Morgan State University in Baltimore

www.globaljusticecenter.org

Ingekort artikel vertaald en bewerkt door NI

Dit artikel verscheen in ons tijdschrift 'VREDE - Tijdschrift voor internationale politiek' Blijf op de hoogte en abonneer u hier!


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Land

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.