Image
Bolivia marcheert in twee richtingen
illustratie pueblosencamino.org
Bolivia marcheert in twee richtingen
Artikel
13 minuten

Op 15 augustus 2011 begonnen verbolgen inheemse Bolivianen en milieubeschermers aan een mars naar de Boliviaanse hoofdstad La Paz. Ze marcheerden tegen de geplande verbindingsweg van Bení naar Cochabamba, dwars door het natuur- en inheems gebied 'TIPNIS'. Ze waren extra verbolgen omdat de inheemse Boliviaanse president Evo Morales, die zich voortdurend opwerpt als de beschermer van 'Pachamama' (Moeder Aarde), het been stijf hield wat de aanleg van de snelweg betreft.

Bolivia is, zelfs naar Zuid-Amerikaanse normen, eerder een groot land. Ongeveer 1 miljoen km² voor slechts 10 miljoen inwoners. De meeste Bolivianen zijn intussen stedelingen geworden en wonen in La Paz, El Alto, Santa Cruz de la Sierra, Cochabamba of Oruro. Het wegennet is niet erg uitgebreid en de verbindingen over land tussen het westen, de hoge Andes, en de subtropische gebieden in het oosten van het land, zijn zeer slecht. Bolivia heeft zelfs de trieste eer de gevaarlijkste weg ter wereld te hebben, tussen La Paz en Coroïco in de Yungas. De slechte verbinding is één van de redenen waarom de regering-Morales een snelweg wil aanleggen die de departementen Cochabamba en Bení vlot met elkaar verbindt. Maar het gaat om meer dan alleen een binnenlandse verbindingsweg. Op 16 december 2007 tekenden Morales, Bachelet en Lula –de toenmalige presidenten van respectievelijk Chili en Brazilië- een overeenkomst over de infrastructuurwerken van een ‘inter-oceanische corridor’, een vlotte snelwegverbinding tussen de betrokken landen. Brazilië en Chili zouden daarin elk 254 miljoen dollar investeren en Bolivia het leeuwenaandeel van 415 miljoen dollar. De weg van Bení naar Cochabamba moest een onderdeel vormen van dit internationale project. De internationale component komt bij de verslaggeving over  deze zaak minder in beeld, maar is zeker niet onbelangrijk. Op 3 juni van dit jaar werden de werken officieel aangevat. Het gaat over de aanleg van een geasfalteerde weg van 306 km tussen Villa Tunari in het departement Cochabamba tot San Ignacio de Moxos in het departement Bení. Het traject is opgedeeld in drie delen. Vooral het middengedeelte van 177 km, dat van Isinuta tot Monte Grande del Apere gaat, lag onmiddellijk onder vuur. Het loopt immers dwars door het inheemse territorium en natuurpark Isiboro Sécure, dat in Bolivia met de afkorting TIPNIS ('Territorio Indígena Parque Nacional Isiboro-Sécure') wordt aangeduid. De gevolgen voor de flora en fauna in het TIPNIS-gebied, en de verschillende inheemse volkeren die er leven (chimanes, yuracarés en moxeño), zouden volgens verschillende studies drastisch zijn. De laagland-indianen van Bolivia konden in 1990 met een historische mars het dubbele statuut van beschermd natuurgebied en inheems territorium ('Territorio Comunitario de Origen') afdwingen voor het belangrijke gebied van ongeveer 12.000 km². CIDOB, de overkoepelende inheemse organisatie waar 34 inheemse volkeren bij aangesloten zijn, begon op 15 augustus van dit jaar opnieuw aan een historische protestmars. Dit keer om de opsplitsing van het gebied door een snelweg te voorkomen. Een groot aantal betogers kwam te voet of per kano afgezakt naar Trinidad voor de start van de 600 km lange mars naar La Paz. De betogers wilden die in dertig dagen afwerken. Ze volgden dezelfde route als in 1990. Naast de ‘oudstrijders’ van toen was er nu ook een nieuwe generatie aanwezig. Dat wilden de organisatoren benadrukken door de mars te vernoemen naar ‘Anahí Dignidad Lider’, een 21-jarige huidige participant die in 1990 tijdens de vorige mars werd geboren. Ook Evo Morales stapte in 1990 mee. Deze keer staat hij echter aan de andere zijde.

Morales zet door

Deze achtste inheemse mars werd ook ondersteund door talrijke milieuorganisaties en sociale bewegingen die vinden dat hun inheemse president twee gezichten heeft. In het buitenland is hij de grote pleitbezorger van 'Pachamama' (Moeder Aarde)en de inheemse volkeren, maar in eigen land maakt hij er een potje van. De megaprojecten van de regering, zoals deze snelweg, zullen volgens deze organisaties in de eerste plaats ten goede komen aan multinationals en de grote ondernemers. De betogers stellen niet tegen een snelweg te zijn, maar eisen een alternatieve route, die hun gebied niet doorkruist. Bovendien eisen ze dat het recht op inspraak voor inheemse volkeren nageleefd wordt. Artikel 352 van de nieuwe grondwet geeft de inheemse volkeren het recht om mee te beslissen onder meer over plannen met hun grondgebied. In die zin kan het TIPNIS-verhaal ook beschouwd worden als de eerste nationale mobilisatie om de toegekende inspraak effectief af te dwingen. De Boliviaanse Wegenadministratie (ABC) beweert dat er voor het eerste en het derde deel van de weg overleg is geweest met de bevolking van de streek. Er zou alleen nog een akkoord ontbreken met de inheemsen van het middenstuk. Maar TIPNIS situeert zich nu juist voornamelijk in dat middenstuk. De marchistas (marcheerders) eisten een onderhoud met de president, maar deze  liet weten “dat hij geen tijd heeft” en stuurde er enkele van zijn ministers op af. Even daarvoor deed Morales nog een oproep aan zijn achterban van 'cocaleros'(cocakwekers), om zoveel mogelijk verliefd te worden op inheemse Yuracaré-vrouwen, want dan zou de weg die door het inheems gebied van het nationaal park Isiboro Securé loopt misschien op minder weerstand stuiten. Een aantal vrouwenbewegingen reageerden prompt: zij eisten dat de president zichpubliekelijk zou verontschuldigen voor zijn “machistisch en vrouwonvriendelijk”gedrag. Evo Morales was echter niet onder de indruk en antwoordde zeer strijdvaardig: “Of de inheemsen het nu graag hebben of niet, wij zullen die weg aanleggen en we zullen daarmee klaar zijn voor het einde van mijn legislatuur”. Morales zag plotseling ook een aantal buitenlandse vijanden. Zo kreeg de ngo-wereld er flink van langs. Volgens hem worden de leiders van de inheemse gemeenschappen gemanipuleerd en achter heel wat ngo’s ziet hij de hand van de Verenigde Staten. Vooral USAID (het Amerikaans Agentschap voor Ontwikkelingshulp) werd geviseerd. Het zou inderdaad best kunnen dat deze organisatie als ze de kans schoon ziet, niet zal aarzelen om de regering-Morales in diskrediet te brengen. Volgens de Boliviaanse president was er alleszins sprake van een samenzwering tegen Bolivia. Ook de inheemsen zelf kregen een fikse veeg uit de pan. “De houding van sommige inheemsen is buiten alle proporties, zoals bijvoorbeeld het boycotten van de olie-exploitatie in Tarija. Als die productie wordt stopgezet dan kunnen wij het schoolgeld van de kinderen, de pensioenen van de ouderen, maar ook de financiële ondersteuning van gemeenten en universiteiten niet langer financieren”, aldus Morales.

Sociale hoogspanning

Het zag er naar uit dat er na jaren van solidariteit en gedeelde strijd, een serieuze breuk dreigde te ontstaan binnen de sociale bewegingen die voordien eensgezind achter Morales stonden. De sociale bewegingen die nauw aansluiten bij de regering en deel uitmaken van de MAS (de linkse politieke organisatie van Morales) steunden de mars immers niet. De Boliviaanse minister van Openbare Werken, Wálter Delgadillo, zei daarover: “Sommige inheemsen verzetten zich inderdaad tegen die weg, maar er zijn ook vele stedelingen en sociale organisaties die het project ondersteunen en dat komt onvoldoende aan bod in de media.” Hij verwees daarbij naar landbouwers, boeren, veehouders, ondernemers en transportbedrijven, maar ook naar vakbonden uit Cochabamba en Bení die zich hadden uitgesproken voor de weg en voor het depolitiseren van het debat. De zes federaties van cocaleros, maar ook nog andere organisaties -voornamelijk uit de regio van Cochabamba- schaarden zich uitdrukkelijk achter de aanleg van de weg. Syndicaten van San Ignacio de Moxos die aanleunen bij de MAS waren ook pro, omdat zij menen dat de verbinding de integratie en ontwikkeling van Bení ten goede zou komen.

Naast de inheemsen waren er echter ook onderzoekers, milieu-activisten en brede sectoren van de middenklasse die zich tegen de aanleg kantten omdat de snelweg toch alleen maar in het voordeel zou zijn van de rijke Boliviaanse, Chileense en Braziliaanse ondernemers en... van de cocaleros van de MAS, die volgens hen de nieuwe rijken van het land aan het worden zijn. Een aanzienlijk deel van de stedelingen keerde zich dus ook tegen het project.

Ontvangst in La Paz

Woensdag 19 oktober 2011 was dé grote dag voor de protesterende inheemsen. Na méér dan twee maanden hadden ze de ruim 600 kilometer al marcherend overbrugd en stapten zij triomfantelijk El Alto en La Paz binnen. De ongeveer 2000 marchistas - het aantal betogers was onderweg fel aangegroeid - werden enthousiast onthaald door honderdduizenden stedelingen. De belangrijkste vakbondsfederatie in Bolivia, COB, en de studenten schaarden zich uitdrukkelijk achter de eisen van de inheemsen. Suzanne Kruijt van Broederlijk Delen was op 19 oktober ter plaatse: “Bij aankomst op de Plaza San Francisco in het centrum van de stad, werd een mis opgedragen aan de mars en spraken verschillende inheemse leiders de menigte toe. Eén van hen, Celso Padilla, gaf een indrukwekkende getuigenis over het politiegeweld van 25 september, waar hij een breuk in zijn rugwervels aan overhield. (Nabij de stad Yucumo bekogelden die dag honderden agenten van de oproerpolitie de ongeveer 800 marchistas met traangas en er werd met rubberen kogels in het rond geschoten). De leiders vertelden ook over de angst die er toen heerste om de mars voort te zetten. De inheemse organisaties zijn een juridisch proces begonnen tegen de verantwoordelijken (voor de brutale repressie), waaronder president Evo Morales. Bovendien kondigden de inheemse parlementariërs die in 2009 via de MAS verkozen waren aan, zich per direct af te scheiden van deze partij en hun eigen agenda te volgen”.Het onbegrip en de frustratie over de houding van Evo Morales, die nooit zelf de dialoog met de manifestanten is aangegaan en die op 19 oktober ook niet aanwezig was in La Paz om de mars te ontvangen, was groot. 25 september is ongetwijfeld een keerpunt geweest in heel de TIPNIS-affaire. De marchistas kregen steeds meer supporters en de al fel gehavende populariteit van Evo Morales werd nog meer aangetast. Enkele ministers vonden dat zij in die omstandigheden niet langer konden functioneren en dienden hun ontslag in. Evo Morales vroeg publiekelijk om vergiffenis voor het politionele geweld, maar weigerde om op de eisen van de manifestanten -het afblazen van de weg door het TIPNIS-gebied- in te gaan. De oppositie, voornamelijk dan de 'Movimiento Sin Miedo' (Beweging Zonder Vrees) van Juan del Granado, de burgemeester van La Paz, probeerde politieke munt te slaan uit deze situatie en stelde Morales persoonlijk verantwoordelijk voor het geweld. De Movimiento probeerde het optreden van de regering-Morales te vergelijken met dat van het leger tijdens de gasoorlog van 2003, waarbij meer dan 70 mensen het leven lieten en president Sánchez de Lozada op de vlucht sloeg naar de VS. Politiek analist Juan Carlos Zambrana stelde dat het de natte droom van de oppositie was om van de confrontatie tussen de regering en de inheemsen gebruik te maken om Morales weg te krijgen. Alle middelen waren goed om de tegenpartij in diskrediet te brengen. Zambrana waarschuwde ook voor het gevaar van de extreem negatieve houding van de regering: “Het zijn cruciale momenten, niet alleen voor de regering-Morales, maar voor de hele Boliviaanse bevolking, die wel eens zou kunnen marcheren in de richting van de vernietiging van haar eigen emancipatieproces”. In elk geval: de scheiding der geesten was groot, zeer groot. Zeker nadat de cocaleros, die Evo Morales door dik en dun bleven steunen, een tegenbetoging organiseerden. Bolivia marcheerde toen letterlijk in twee tegenovergestelde richtingen. De TIPNIS-weg legde de politieke tegenstellingen bloot. In de betoging van de inheemsen die er net 600 km hadden opzitten, werden niet mis te begrijpen slogans zoals “TIPNIS sí, Evo no!” en “TIPNIS sí, coca no!” meegedragen.

Begin van het einde?

De politieke vertaling van het groeiende ongenoegen tegen de politiek van de regering-Morales was al tot uiting gekomen op 16 oktober 2011. Op die dag moesten alle Bolivianen naar de stembus om nieuwe rechters te kiezen voor verschillende rechtbanken en raden, onder meer de Grondwettelijke Plurinationale Rechtbank en het Hooggerechtshof. Morales had deze verkiezingen ingesteld om, zoals hij zelf zei, “het rechtssysteem te dekoloniseren”. Voorstanders beweerden dat de verkiezingen konden helpen om de democratie te versterken en het zwakke en inefficiënte rechtssysteem, waarin de inheemse bevolking maar weinig rechten geniet, te verbeteren. Morales wilde met de stembusgang het gerechtelijk apparaat, dat volgens hem door corruptie en willekeur is aangetast, vernieuwen. De oppositie daarentegen vond dat Morales via zijn overwicht in het parlement een grotere controle over justitie probeerde te verkrijgen. Voor het eerst in de geschiedenis van Latijns-Amerika werden rechters rechtstreeks door het volk gekozen, maar de verkiezing werd geen succes voor Morales. Er werd massaal blanco en ongeldig gestemd. De TIPNIS-affaire zal hierin zeker een belangrijke rol gespeeld hebben. Politieke analisten beschouwden deze uitslag in de eerste plaats namelijk als een afwijzing van de regeringspolitiek. Het was voor het eerst sinds zijn aantreden in 2006 dat Morales een belangrijke verkiezing verloor. “Is dit het begin van het einde voor Morales?” vroeg politicoloog Jorge Lazarte zich af.

De ommekeer

Na hun intrede in La Paz bleef Morales de betogers en hun eisen negeren, maar de druk werd steeds groter, ook van binnenuit. Pablo Solon, de Boliviaanse ambassadeur bij de VN en spreekbuis van Morales wat milieuproblematiek betreft, schreef in een open brief aan zijn president onder meer het volgende: “Het is onbegrijpelijk dat wij, als land dat op internationale VN-bijeenkomsten de wereldconferentie van 2014 over inheemse volkeren promoot, in eigen land geen volwaardige inspraak zouden gunnen aan de inheemse volkeren. Het TIPNIS-conflict had nooit mogen ontstaan. Een betere weginfrastructuur is noodzakelijk, maar niet door de TIPNIS. Het is duurder om een weg te maken die niet door dat gebied loopt, maar 200 of 300 miljoen dollar willen besparen zonder daarbij rekening te houden met de socio-ecologische kosten is volledig in tegenstrijd met de principes van het 'vivir bien' (goed leven).” (Dit 'vivir bien', maakt samen met het communautaire en de sociale en solidaire economie, een belangrijk deel uit van het zogenaamde 'Andino-' of 'Amazonekapitalisme’. Eenvoudig uitgelegd: is dit Andino- of Amazonekapitalisme een concept -gelanceerd door de Boliviaanse vice-president Álvaro García Linera- dat de plaatselijk vorm van kapitalisme moet uitdrukken. Een soort evenwicht tussen niet-kapitalistische en kapitalistische vormen van economisch leven, dat moet leiden tot het overschrijden van het bestaande neoliberalisme.)

Twee dagen na aankomst van de mars ging Morales dan toch door de knieën. Op 21 oktober 2011 hield de president een persconferentie waarop hij meedeelde dat de regering besloten had in te gaan op de eisen van de betogers. Er ging in zeven haasten een wetsaanpassing gebeuren, waardoor vastgelegd werd dat de geplande weg niet langer door het TIPNIS-gebied zou lopen. De regering gehoorzaamt aan het volk (zoals de regeringsslogan 'gobernar obediciendo' luidt), maar het heeft lang geduurd. Het is niet de eerste keer dat de regering-Morales bakzeil haalt. Om verdere sociale onlusten te voorkomen gebeurde dat eind 2010 ook al eens, na de aankondiging van de verhoging op de benzineprijs. Toen de sociale bewegingen hun tanden lieten zien, werd de aangekondigde verhoging snel terug ingetrokken.

Moeilijke spagaathouding

Het intrekken van de route door het TIPNIS-gebied kan als een politieke nederlaag voor Morales  beschouwd worden, maar wijst volgens de Uruguayaanse intellectueel Raúl Zebechi -die Bolivia op de voet volgt- ook op een positief aspect van de regering-Morales. “Bolivia is rijk aan sociale bewegingen, die bereid zijn hun leven te geven voor iets dat ze niet willen, maar het is tevens een land dat over een president beschikt die het aandurft om vergissingen te bekennen en op beslissingen terug te komen.” In elk geval zal de regering-Morales in de laatste twee jaar van haar mandaat alles in het werk moeten stellen om de twee Bolivia’s, die elk in verschillende richtingen marcheren, met elkaar te verzoenen. Om de eensgezindheid in de hand te werken, organiseert de regering-Morales eind 2011 een sociale top waarop zowel inheemsen, arbeiders, mijnwerkers, boeren als vaderlandslievende ondernemers en intellectuelen worden uitgenodigd. De Argentijnse analist Pablo Stefanoni en ex-hoofdredacteur van de Spaanstalige versie van 'Le Monde Diplomatique'  vindt zo’n eenmalig initiatief niet voldoende: “Die levensnoodzakelijke inspraak moet permanenter georganiseerd worden. Er moeten nieuwe antwoorden gezocht worden voor oude en nieuwe problemen. Misschien”, voegt hij er wat onverwachts en met een knipoog naar de geschiedenis aan toe, “moet er gezocht worden naar een evenwicht tussen het voluntarisme van een Lenin en het reformisme van een Bernstein”. Of anders gezegd: om het Andino en Amazone-socialisme, waarover vice-president Linera het zo graag heeft, te realiseren, zullen er nog veel ‘creatieve oplossingen’ bedacht moeten worden. De regering-Morales probeert staande te blijven te midden van een moeilijke spagaathouding tussen economische ontwikkeling enerzijds en de bescherming van inheemse rechten én de natuur anderzijds. Rumoerige sociale bewegingen maken die positie dubbel zo moeilijk. 

De inheemse journaliste Cynthia Cisneros, die voor de regering-Morales werkte tijdens het opstellen van de nieuwe grondwet, spreekt verzoenende woorden: “Als het 'proceso de cambio' (proces van verandering) van alle Bolivianen is, dan moeten we dat nu verdedigen in de overtuiging dat de toekomst aan ons is. De schouders ergens onder zetten betekent meer dan om het even welke partij steunen. Het is de vraag hoe die grote gemeenschap die Bolivia heet, kan overleven. Daarom hebben wij de verplichting een ontwikkelingsmodel te ontwerpen voor alle Bolivianen, maar wij moeten er van uitgaan dat we ook het recht hebben ons te vergissen in dat hele veranderingsproces.”

Walter Lotens is freelance journalist. Binnenkort verschijnt zijn boek 'Bolivia onder Morales'. Te bestellen via walterlotens@yahoo.com


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.