Image
Is de Cubaanse revolutie te koop?
Foto: Tibor Végh
Is de Cubaanse revolutie te koop?
Artikel
10 minuten

Het is een vast en bij wijlen grappig patroon: de westerse media en heel wat waarnemers miskijken zich keer op keer op de Cubaanse revolutie. Toen de Berlijnse Muur viel voorspelden ze het spoedige einde van de revolutie. Toen dit uitbleef, luidde het dat het ‘na Fidel’ gedaan zou zijn. En toen Fidel door ziekte van het toneel verdween, haastten ze zich om dat nog maar eens te herhalen. Toen Raúl president werd, voorspelden ze een drastische koerswijziging, in de richting van China. En toen Fidel daarover een grapje maakte, waren ze er deze keer vast van overtuigd: het einde van het communistisch model op Cuba was in zicht.

Hervormen of actualiseren?

Ondertussen weten we beter. Er zijn inderdaad wel een aantal in het oog springende nieuwe maatregelen goedgekeurd, zoals recentelijk de vrije verkoop van huizen en wagens. Ook zijn het laatste jaar heel wat Cubanen voor eigen rekening gaan werken. In de landbouw werd één en ander versoepeld en de bedrijven krijgen meer autonomie. Maar al bij al gaat het hier niet om ingrijpende wijzigingen van de economische werking van het land, laat staan over een ander ‘model’. President Obama heeft zich er overigens al over beklaagd dat de maatregelen absoluut niet ver genoeg gaan.

De Cubanen spreken zelf van een ‘actualisering’ of ‘perfectionering’ van hun economie. Zij willen vooral een hoger rendement, meer efficiëntie. Dat ze niet van plan zijn om hun model grondig te wijzigen, wil daarom nog niet zeggen dat ze niet voor fundamentele uitdagingen zouden staan, integendeel. Als gevolg van de val van de Sovjet-Unie en de verscherpte economische blokkade vanuit de VS zijn de laatste 20 jaar een aantal zaken in de economie grondig ontwricht geraakt. Om de revolutie krachtig te houden was en is het belangrijk deze ontwrichtingen aan te pakken.

De Speciale Periode

Daar lijkt Havana de afgelopen jaren, met wat vertraging, aan begonnen te zijn. Om te begrijpen wat er precies aan de hand is en wat er op het spel staat, keren we best terug in de tijd, meer bepaald tot aan de val van de Berlijnse Muur in 1989 en het einde van de Sovjet-Unie twee jaar later. Het abrupt wegvallen van de zeer hechte relaties met de Oostbloklanden veroorzaakte in combinatie met de verscherping van de economische blokkade van de VS, een nooit geziene economische crisis op Cuba: de buitenlandse handel werd met drievierde gereduceerd en het BNP (wat een land jaarlijks aan rijkdom produceert) daalde met 35%. De gevolgen voor de bevolking waren groot: in de uiterst moeilijke jaren 1991-1994, de Zogenaamde Speciale Periode, werd er honger geleden, waren er elektriciteitspannes van soms 16 uur per dag, was er nauwelijks nog openbaar vervoer, enzovoort. Het was als een oorlogssituatie in vredestijd. Zowat iedereen was overtuigd dat het einde van de revolutie nabij was. Statistisch gezien had de Cubaanse revolutie op dat moment inderdaad ook uit elkaar moeten spatten. Dat gebeurde niet, maar het land had wel 15 jaar nodig om weer op hetzelfde peil te komen als in 1989.

Een aantal letsels werken tot op vandaag door. De hele landbouw en grote delen van de industrie werden compleet ontwricht. Een hele reeks sectoren werkten nog op een fractie van hun capaciteit. Omdat er geen massale ontslagen volgden, zoals dat gebruikelijk is in een kapitalistische economie, ontstond er een hoge graad van overtewerkstelling: meer dan 20% van de werknemers in de overheidssector was overtollig. Maar wat de economie het meest aantastte, was de keldering van de nationale munt, de peso. Dat was (en is) des te erger omdat het eiland heel sterk afhankelijk is van de buitenlandse handel, die op zijn beurt al sterk bemoeilijkt werd (en wordt) door de economische blokkade. Op de wereldmarkt moest het land zich voortaan handhaven vanuit een uiterst zwakke en kwetsbare positie. Om zoveel mogelijk te kunnen beschikken over buitenlandse deviezen voerde de regering een nieuwe munt in, de CUC, ter waarde van iets meer dan één dollar. Het dubbele muntsysteem voorkwam dat de crisis op de zwaksten afgewenteld werd. Het kon echter niet verhinderen dat er een kloof ontstond tussen Cubanen die over buitenlandse deviezen beschikken omdat ze bijvoorbeeld in de toeristische sector werken of familie hebben in het buitenland (zo’n 60% van de bevolking), en de overige landgenoten.

 

cuba_400_px

















Ruimte voor nieuwe initiatieven

Tot aan de eerste helft van dit decennium was het voor de Cubaanse economie een kwestie van overleven en probeerde het land te bekomen van de opdoffer van begin jaren 1990. Nadien kwam stilaan weer ruimte om orde op zaken te zetten. Fidel Castro gaf daartoe het startschot in november 2005. Hij lanceerde toen een frontale aanval op de wijdverspreide corruptie en kondigde maatregelen aan. Dat was een half jaar voor hij ernstig ziek werd. In de zomer van 2007 nam waarnemend president Raúl Castro die draad op en klaagde het gebrek aan efficiëntie in de economie aan. Hij lanceerde een grote consultatie van de bevolking met de bedoeling het economisch model aan te passen aan de nieuwe historische omstandigheden en uitdagingen. Uit die bevraging kwamen heel wat plannen, maar in 2008-2009 waren er twee spelbrekers. In de herfst van 2008 raasden op enkele weken tijd 3 cyclonen over het eiland die een nooit geziene schade aanrichtten. Het verlies werd geraamd op 20% van het BNP. Kort daarop volgde de wereldwijde economische en financiële crisis. Die trof het eiland, omwille van zijn zwakke positie op de wereldmarkt, zeer hard. Er ontstond een tijdelijk maar acuut tekort aan buitenlandse deviezen. Tegen de zomer van 2010 was dat probleem grotendeels onder controle. Ondanks de spelbrekers en de serieuze problemen in bepaalde sectoren zoals de landbouw, boerde de Cubaanse economie over het algemeen meer dan behoorlijk. In de periode van 2004 tot 2010 was er een gemiddelde jaarlijkse groei van 6,3% tegenover een gemiddelde van 4,1% in Latijns-Amerika (en 1,7% in België). Er kwam dus ruimte voor nieuwe initiatieven en de tijd was gekomen om de structurele uitdagingen aan te pakken.

Twee fundamentele uitdagingen

De meest fundamentele uitdaging is de kloof tussen de economische sfeer en de sociale, culturele en intellectuele sfeer. Wat die laatste 3 sferen betreft heeft het eiland een peil vergelijkbaar met een doorsnee rijk land. De economie daarentegen heeft het profiel van de relatief arme landen in de regio. Dat is het gevolg van de prioriteiten van het socialistisch project, vertrekkend van een zwakke economische basis en van een broze positie in de wereldmarkt. De hoge sociale, culturele en intellectuele ontwikkeling creëert hoge verwachtingen bij de bevolking, maar daar is geen economisch draagvlak voor en dat wekt frustraties op. Je bent top-pianist maar je hebt geen vleugelpiano, je bent chirurg maar je beschikt niet over een eigen wagen, je bent ingenieur maar je hebt geen gsm of eigen laptop,… Dat gegeven wordt nog versterkt door het demonstratie-effect dat van het toerisme uitgaat. Een digitaal fototoestel, een iPod of een gsm zijn voor een doorsnee toerist de normaalste zaken van de wereld, maar voor een meerderheid van Cubanen zijn deze goederen zo goed als onbereikbaar. Dat steekt de ogen uit.

Deze frustraties in de consumptiesfeer hebben een belangrijk effect op de productie. Hoe stimuleer je mensen om efficiënt te werken als ze met het verdiende loon geen felbegeerde luxeproducten kunnen kopen, omdat hun loon te laag is of omdat de verkoop van bepaalde van die luxeproducten verboden is?

Een tweede fundamentele uitdaging heeft te maken met de gevolgen van de Speciale Periode. Het salaris, dat in peso wordt uitbetaald, is praktisch waardeloos geworden in vergelijking met de dollar of de CUC. Wie enkel over pesos beschikt moet in verhouding met de anderen onmogelijke prijzen betalen voor bijvoorbeeld een paar schoenen, een stuk vlees (bovenop het basisaanbod) of een microgolfoven. Hard werken of niet, je zal met je loon weinig kunnen aanvangen. Er is m.a.w. geen rechtstreeks verband meer tussen de arbeid, het salaris en de koopkracht. Zo’n situatie is zeer nadelig voor de arbeidsmotivatie. Waarom zou je je best doen als je met de geleverde inspanning praktisch niets kan aankopen? Nogal wat Cubanen namen daarom hun toevlucht tot illegale activiteiten en kleine corruptie om aan extra CUC’s te geraken. Zo ontstond er een wijdverspreid systeem van ‘plantrekkerij’. De Cubaanse werknemers dreigen daardoor te vervreemden van het economisch gebeuren. Ze voelen zich niet langer meer verantwoordelijk voor het eindproduct of de dienstverlening en nog minder eigenaar van de productiemiddelen, nochtans een essentiële peiler van het socialisme.

Antwoorden op die uitdagingen

Die situatie is op de lange duur onhoudbaar. Het loon moet meer gekoppeld worden aan inzet en resultaat. Sinds 2008 vaardigde de regering in dat verband een reeks maatregelen uit zoals de loonsverhoging in het onderwijs, het invoeren van loon naar werk of de mogelijkheid om twee jobs uit te oefenen. Sinds het academiejaar 2009-2010 zijn ook studentenjobs toegelaten. In een toenemend aantal bedrijven wordt het loon ook gekoppeld aan de individuele inzet (werkijver, stiptheid) van de werknemer. Het rantsoenboekje werd afgeslankt en heel wat gratis maaltijden werden afgeschaft. Het zeer goedkoop of gratis aanbieden van eten heeft in het verleden immers geleid tot een aanzienlijke verspilling van voedsel. Daar komt nog bij dat een veel te groot gedeelte van het voedsel moet worden ingevoerd en dus moet betaald worden met schaarse deviezen. Deze maatregelen zijn een goede aanzet, maar ze zijn absoluut niet voldoende. Daarom wordt nu naar een hogere versnelling geschakeld en wordt een belangrijk gedeelte van de staatseconomie geherstructureerd. De bedoeling is viervoudig: de overtollige arbeiders een nieuwe job bezorgen, de productie meer decentraliseren, de lokale producenten meer autonomie geven en 'last but not least', ervoor zorgen dat de mensen hun job beschouwen als de belangrijkste bron om te voorzien in hun dagelijkse behoeften.

De Cubaanse regering wil minstens een half miljoen tewerkgestelden in de staatssector overplaatsen naar andere sectoren of ze laten werken in andere statuten. Recentelijk heeft de overheid in een aantal sectoren serieuze investeringen gedaan, o.a. de petroleumwinning, de constructie, de biotechnologie, de farmaceutische industrie en het toerisme. Daar zal al een belangrijk deel van de overtollige openbare werknemers terecht kunnen. Wat de andere statuten betreft, wordt gedacht aan coöperatieven, het werken voor eigen rekening, het in vruchtgebruik nemen van een stuk land, enzovoort. De regels werden hiertoe versoepeld. De mensen die voor eigen rekening werken zullen geld kunnen lenen en genieten van sociale zekerheid, ze zullen beperkt anderen in dienst kunnen nemen en zullen contracten kunnen sluiten met de overheid. Maar uiteraard zullen ze ook belasting betalen. Ook in de landbouw worden de regels versoepeld en wordt gepoogd om het boeren aantrekkelijker te maken. Dat lukt voorlopig vrij goed.

De overheveling van jobs naar andere sectoren of in andere statuten zal geleidelijk gebeuren en op basis van de competenties van de betrokken werknemers. Het hele proces wordt mee begeleid door de vakbondscentrale CTC. Die zal erover waken dat het hele proces op een sociaal verantwoorde manier zal gebeuren. Om het proces te doen slagen is ook een mentaliteitswijziging nodig, zo benadrukt het CTC. Tijdens de Speciale Periode waren de tewerkstelling en het salaris gegarandeerd, onafhankelijk van de inzet of de prestatie van de werknemer. Er was op dat moment ook praktisch geen alternatieve tewerkstelling. Die situatie is nu gewijzigd en er zal vanaf heden wel rekening gehouden worden met de inzet of het resultaat. Of zoals Raúl Castro het laconiek zei: “we moeten voor eens en voorgoed afrekenen met de idee dat Cuba het enige land is ter wereld waar men kan leven zonder te werken”.

Actualisering van het socialistisch model

De staatssector afslanken met een half miljoen jobs - dat is een achtste van het totaal - zal zeker ingrijpende gevolgen hebben. Cuba is hier echter niet aan zijn proefstuk toe. In de jaren 1990 werd zo’n proces reeds doorgevoerd voor 300.000 landarbeiders in staatsboerderijen die overgingen naar de coöperatieve sector. Er begonnen toen ook ongeveer 200.000 mensen te werken voor eigen rekening. In het begin van dit decennium werd de suikerindustrie -wegens de gekelderde prijzen op de wereldmarkt- tot op de helft teruggebracht. Meer dan 100.000 arbeiders uit die sector werden toen heropgevist door andere sectoren. In de geschiedenis van de Cubaanse revolutie zijn werkende mensen nog nooit uit de boot gevallen, ook niet in de meest moeilijke perioden. De terminologie die sommige media gebruikten naar aanleiding van de aankondiging van de nieuwe maatregelen, als zou de Cubaanse regering honderdduizenden mensen “op straat zetten”, is dan ook volledig onterecht.

Van kapitalisme is voorlopig geen sprake en volgens de Cubanen zal dat in de toekomst ook niet het geval zijn. Alle belangrijke sectoren van de economie zijn in staatshanden, de markt wordt volledig gecontroleerd door de overheid, van de accumulatie van rijkdom is geen sprake. Cuba volgt geenszins de weg die China opging en dat zou gezien de kwetsbaarheid van het land ook niet gunstig zijn. Er wordt in de woorden van Raúl wel “gezocht wordt naar het economisch model dat gunstig is” voor het land en dat “de onomkeerbaarheid zal verzekeren van het sociaal-politiek bestel” m.a.w. het socialisme. Het betekent ook dat de revolutie niet krampachtig vasthoudt aan vastgeroeste schema’s, maar soepel inspeelt op nieuwe uitdagingen en omstandigheden.

Voor een meer gedetailleerde bespreking van dit thema alsook over de redenen waarom Cuba de Chinese weg niet volgt, zie Vandepitte Marc, 'Wat met de Cubaanse revolutie na Fidel Castro?' www.mo.be/fileadmin/pdf/MO-paper40_cuba.pdf.


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.