Image
De economische schade van geweld en militaire uitgaven
Foto: Alisdare Hickson
De economische schade van geweld en militaire uitgaven
Artikel
3 minuten

Zopas publiceerde het Institute for Economics and Peace (IEP) het jaarlijkse Global Peace Index-rapport dat de graad van vrede per land probeert te meten met inbreng van experten op vlak van vrede en economie.

België scoort 14e op de ranglijst van de Global Peace Index (GPI). Vorig jaar stond België nog op de 7e plaats. Bovenaan prijken IJsland, Denemarken en Oostenrijk. Onderaan bengelen, weinig verwonderlijk, Afghanistan, Irak en Syrië.

Hoewel de Global Peace Index een verdienstelijke poging is om aan de hand van 23 indicatoren de mate van vrede te meten in elk land, kampt ze met nogal wat methodologische problemen. Dat is bijvoorbeeld het geval voor het gewicht van elke indicator ten opzichte van het totaal. Zo vertegenwoordigen wapenexport en militaire uitgaven respectievelijk 3,9% en 2,6% van de totale index, terwijl de kans op het uitbreken van gewelddadige betogingen op 4% in de index is opgenomen. Nucleaire en andere zware wapens (3,9%) wegen minder zwaar door dan het percentage politie- en veiligheidsdiensten (4%) van een land. Voorts ontbreken er factoren die je kan onderbrengen onder de noemer van structureel economisch geweld, zoals de internationale gevolgen van het Europees landbouwbeleid op de voedselveiligheid, de praktijken van multinationals in het buitenland, de grondstoffenroof, kinderarbeid,.... Bij de milieufactoren zou de bijdrage in de klimaatwijzigingen (die op zich grote veiligheidsgevolgen hebben) een plaats mogen krijgen. Terwijl het percentage vluchtelingen is opgenomen, is dat niet het geval voor de behandeling en opvang van vluchtelingen, enz. Of nog, wat met de historische gevolgen van ons handelen? Als Irak de voorlaatste plaats bezet en Groot-Brittannië op de 39e plaats dan roept dit de nodige vragen op. Groot-Brittannië heeft met zijn koloniaal verleden en zijn militaire agressie tegen het land in 2003 (zonder VN-mandaat en aan de zijde van de VS) het land naar de chaos geleid waarin het zich vandaag bevindt. Irak is niet het slachtoffer van een natuurramp, maar is instabiel gemaakt, terwijl de verantwoordelijken er in deze index relatief goedkoop mee wegkomen.

Het is waarschijnlijk een onmogelijke opgave om de perfecte vredesindicator op te stellen. Maar toch schuilt er een educatieve waarde in de GPI. Zoals de vaststelling dat er een enorm prijskaartje hangt aan geweld. Het rapport schat die op 14,3 biljoen dollar of 13,4% van het wereldwijde BNP. Sinds 2008 is de wereldwijde economische impact van geweld met 15 procent gestegen: er zijn meer burgeroorlogen en meer oorlogsvluchtelingen. In België bedraagt de economische impact van geweld volgens het rapport 20 miljard euro. Of die cijfers een voldoende exacte berekening zijn, is minder belangrijk dan de vaststelling dat militarisering en geweld de economie veel schade berokkent.

De bezieler van de GPI, de Nieuw-Zeelander Steve Killelea, is overigens een succesvol ondernemer. Dat verklaart wellicht de grote aandacht voor de economische impact van het geweld in het rapport. In een interview met De Standaard (18/06) zegt hij dat geweldsuitgaven zeer onproductief zijn: “Als je een straaljager of een oorlogsschip koopt, hoop je dat dat nooit gebruikt wordt. Dat is geen productieve uitgave. Het geld voor dat vliegtuig of dat schip zou je ook productiever kunnen inzetten, bijvoorbeeld in de gezondheidszorg, het onderwijs of infrastructuur. Of je kan het als kapitaal beschikbaar stellen aan investeerders die er economische activiteiten mee financieren.” De regeringsplannen om onze militaire uitgaven drastisch te verhogen zullen ons land ongetwijfeld een aantal plaatsen lager doen scoren op de GPI. Of de minister van Defensie daarvan wakker ligt?

 

 


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.