PKK dreigt met nieuw geweld
Artikel
11 minuten

Amnestie is een onderwerp dat gemoederen kan verhitten. Dat weet men in Vlaanderen ook. In Turkije is het niet anders. De nieuwe amnestiewet, die officieel het eindpunt hoort te zijn van een burgeroorlog van 15 jaar die 40.000 levens heeft gekost, dreigt er integendeel het geweld weer aan te wakkeren.

Het Turkse parlement heeft immers een partiële amnestiewet goedgekeurd, die voor de PKK (nieuwe naam: KADEK) lang niet ver genoeg gaat, omdat onder andere geen amnestie voorzien is voor de leiders. Maar hetgeen hen echt dwars lijkt te zitten is het feit dat ook de nieuwe Turkse regering de Koerdische gemeenschap niet als gesprekspartner heeft uitgenodigd, en doof is gebleven voor tientallen betogingen en een petitie met meer dan een miljoen handtekeningen, vragend om algehele amnestie.

Gevolg is dat de Koerdische stem weer radikaler klinkt. Het was KADEK-leider Abdullah Ocalan zelf die zijn stem liet horen om de boodschap te brengen. Hij zit nog steeds streng bewaakt als enige gevangene op een gevangeniseiland in de Zee van Marmara, maar het is mogelijk dat hij onlangs bij een zeldzaam bezoek van zijn advocaten een boodschap heeft meegegeven.

Op de internet-editie van het pro-Koerdische dagblad Ozgur Politika zei Ocalan dat ze zouden wachten tot 1 september om te zien of de Turken bereid zijn om te praten met de rebellen.

Hij zei dat Turkije KADEK tot een nieuwe oorlog verplichtte door de leiders uit te sluiten van de amnestie: “Als Turkije niet van gedrag verandert, zullen de KADEK-rebellen voor zichzelf zorgen. Wegen zullen geblokkeerd worden, gevechten zullen uitbreken, de toerisme-industrie zal instorten (...) Honderd mensen komen niet in aanmerking voor amnestie. Wel, iedereen moet weten dat er minstens 500 trouw zijn aan elk van hen."

"De Turken zeggen dat we niet mogen blijven in Irak, noch in Iran. Dit komt erop neer dat ze ons naar Turkije terugroepen om te vechten. Als er weer oorlog uitbreekt, zullen honderden sterven in een eerste fase. Later zullen er tienduizenden sterven."

Een aanslag in de etnisch gemengde stad van Mardin in het Zuid-Oosten van het land was mogelijk bedoeld als een verwittiging dat het hen menens is. Bij een aanslag op een controlepost werden twee politieagenten gedood. Een paar weken eerder was de provinciegouverneur van het Koerdische Tunceli ook al het doelwit van een aanslag. Toen kwamen twee recruten om het leven.

Toch is het onwaarschijnlijk dat we binnenkort terugkeren naar de situatie van een burgeroorlog zoals in het begin van de jaren negentig. KADEK is internationaal immers serieus geÑ—soleerd in vergelijking met tien jaar geleden. De steun vanuit Syrië is niet meer, sinds Turkije Syrië dwong Abdullah Ocalan uit te wijzen. Iran jaagt KADEK al even fel op als Turkije, omdat het Turkije gunstig wil stemmen opdat het zich niet al te zeer aan de zijde van de Amerikanen zou scharen bij eventuele Amerikaanse agressie tegen Iran. En intussen staat de organisatie niet alleen op de terroristenlijst van de VS maar ook op die van de Europese Unie, alhoewel enkel nog onder haar oude naam, de PKK.

Een verscherping van de aanslagen via bijvoorbeeld een bommencampagne, geïnspireerd op de nabije Palestijnse en Tsjetsjeense modellen behoren echter wel tot de mogelijkheden.

Amerikaanse suggestie

De situatie is een gevolg van het feit dat de Amerikanen de baas geworden zijn in Irak.

Kort na de arrestatie van haar leider Abdullah Ocalan in 1999 verklaarde KADEK eenzijdig een staakt-het-vuren. De reden hiervoor was dat de organisatie al een tijd militair in de verdrukking was geraakt. De gevangenneming van Ocalan was een fatale klap. De resterende strijders trokken zich terug in het Kandil-gebergte in het noorden van Irak, waar zich nu zo ‘n 5.000 militanten bevinden. Een rustige vakantie was het niet want het Turkse leger is hen tot in Irak achtervolgd en heeft sporadisch acties uitgevoerd.

Van de Amerikanen zou men niet veel medelijden verwachten voor de in oorsprong marxistisch geïnspireerde KADEK. Toch valt een zekere laksheid op in de Amerikaanse aanpak van KADEK. De voornaamste reden is dat de vijftig jaar oude alliantie tussen Turkije en de VS een dieptepunt kent, sinds de weigering van het Turkse parlement om Amerikaanse troepen door te laten naar Irak, waar ze een noordelijk front planden te vormen tegen Saddam. Het Amerikaanse leger en het Pentagon (Ministerie van Defensie), die vijftig jaar lang Turkije, samen met Israel, als hun voornaamste bondgenoot beschouwde, hebben de weigering zes maanden later, nog steeds niet verteerd. Na de Turken een handje te hebben geholpen bij de arrestatie van Abdullah Ocalan, hadden ze wel wat anders verwacht. Nu zijn ze alle vertrouwen in de Turken kwijt; in de plaats zijn ze nu beste vriendjes met de Iraakse Koerden. Daarom hebben de Amerikanen geen zin om het vuile werk voor de Turken op te knappen.

Bovendien willen ze niet de vriendschap van de Iraaks-Koerdische bevolking verliezen door op Koerden te beginnen jagen. KADEK is niet de meest gerespecteerde organisatie in noordelijk Irak. De Iraaks-Koerdische leider Barzani beschuldigde hen ooit dat ze de Koerdische naam besmetten met hun wrede methodes. Maar, ten eerste, is deze beschuldiging niet helemaal fair omdat KADEK meer dan enige andere organisatie de Koerdische zaak in Europa met succes heeft gepromoot. En ten tweede heeft de gemiddelde Iraakse Koerd wel respect voor militanten, die bereid zijn hun leven te geven voor de Koerdische zaak, strijdend tegen een staat, die tegenover de Koerden niet minder wreed was dan Saddam.

Toch wil de Verenigde Staten KADEK verwijderen van Iraaks grondgebied, enerzijds omdat ze volledige stabiliteit willen verzekeren in Irak, anderzijds om Turkije het argument te ontnemen voor de aanwezigheid van enkele duizenden van hun troepen in Noord-Irak, waar ze een doorn in het oog zijn van de Iraakse Koerden. Om voorgaande redenen kozen de Amerikanen voor een geweldloze methode om KADEK uit Irak te verwijderen. Ze organiseerden enkele ontmoetingen met de leiders en vroegen hen vermoedelijk om de wapens neer te leggen, of, om het land te verlaten. Ze hebben allicht ook gevraagd om de Turkse troepen in Irak niet aan te vallen, omdat elk conflict in Irak vanzelfsprekend slecht is voor het imago van de Amerikaanse president George W. Bush.

Hoewel de Turkse regering dit ontkent, wordt algemeen verondersteld dat de VS, met het doel voor ogen KADEK te ontwapenen, de Turkse regering heeft aangezet tot het opstellen van de amnestiewet. KADEK en de Turkse pro-Koerdische partij DEHAP zijn zelf voorstander van zo ‘n amnestiewet, maar dan op voorwaarde dat het volledige amnestie betreft: vrijheid en politieke rechten voor iedereen, inclusief Abdullah Ocalan.

De versie, die de Turkse regering geschreven heeft, blijft echter ver verwijderd van de Koerdische wensen. De enige toegeving lijkt wel dat ze de wet "wet ter rehabilitatie in de gemeenschap ‘ heeft genoemd en niet meer het als oneervol ervaren "berouwwet ‘. De nieuwe wet gaat wel terug op een geschiedenis van 6 "berouwwetten ‘, die de Turkse staat opeenvolgend heeft uitgevaardigd, telkens met de bedoeling KADEK in haar voegen te doen barsten. De wetten waren niet meteen een groot succes. In totaal profiteerden slechts 800 ex-militanten van deze wetten.

De voorwaarde dat ze hun eigen kameraden moesten verraden om in aanmerking te komen, werkte vanzelfsprekend ontradend. In vele gevallen nam het leger de arrestanten mee de bergen in, waar ze de schuilplekken moesten aanwijzen. Geen mogelijkheid om je daarna nog met een opgeheven hoofd in de Koerdische gemeenschap te begeven. DEHAP wijst erop dat velen van hen later een leven in de Turkse onderwereld zijn gaan leiden. Dit waren niet echt geslaagde"rehabilitaties in de gemeenschap ‘.

Geen amnestie voor de leiders

Toch is deze voorwaarde ook een onderdeel van het huidige wetsvoorstel. De wet is wel ruimer dan de vorige omdat ze de militanten die geen geweld hebben gepleegd, volledige amnestie verleent. Voor de militanten die wel geweld gepleegd hebben, biedt de Turkse regering van een helft tot vier vijfde strafvermindering aan, maar op de gehate oude voorwaarde dat ze hun kameraden verraden.

De leiders, waaronder Abdullah Ocalan, komen helemaal niet in aanmerking voor amnestie. Volgens de Minister van Binnenlandse Zaken Abdulkadir Aksu zou het om een vijftiental personen gaan, volgens Abdullah Ocalan om een honderdtal. Het is uiteindelijk aan de rechtbank om te beslissen wie een leidersfunctie vervulde. Berichten deden de ronde in de Turkse pers dat de Amerikanen aan het onderhandelen zijn met landen uit Noord-Europa om onderdak te regelen voor de leiders en dat Noorwegen zelfs zou toegezegd hebben. Alle betrokkenen ontkennen.

Voor veel militanten is het echter niet duidelijk bij welke categorie ze zullen worden ingedeeld wanneer ze zich aanbieden bij de politie. Bovendien hebben ze geen greintje vertrouwen in de politie en de justitie, waar velen een diepe haat voor KADEK zijn ingeprent.

De regering biedt op dit vlak wel enkele garanties aan. Ze heeft drie opvangcentra voorzien voor KADEK-leden die zich komen opgeven en ze heeft een spoedcursus gegeven aan de agenten over hoe ze zich dienen te gedragen tegenover de Koerden. Ze belooft bovendien een strenge supervisie op de naleving van de mensenrechten in de drie kampen.

De dag na het verschijnen in het Turks Staatsblad, ging de amnestiewet in voege. De militanten hebben 6 maanden om zich aan te geven bij de Turkse veiligheidsdiensten. Een dag na het in voege treden, gehaast om op het zogezegde onmiddellijke succes van de wet te wijzen, zei Abdulkadir Aksu, de Minister van Binnenlandse Zaken, dat er al 444 mensen zich hadden opgegeven. Na een week hadden zich al 1600 mensen opgegeven. Maar deze absolute cijfers geven een verkeerd beeld van het effect van de wet. Negentig procent van de aanvragen is immers afkomstig van mensen die momenteel in de gevangenis zitten. Zij die vastzitten zuiver op basis van lidmaatschap van een terroristische organisatie kunnen meteen vrijkomen. Anderen hopen op strafvermindering. Bovendien kunnen ook niet PKK-militanten van de wet profiteren: het criterium is immers politiek gemotiveerde misdaad. Zo hebben ook de islamitische militanten, die veroordeeld zijn voor het in brand steken van een gebouw in Sivas 10 jaar geleden, waarbij 34 Alevi en linkse intellectuelen omkwamen, een aanvraag ingediend om van de wet te profiteren.

De Minister van Buitenlandse Zaken, Abdullah Gul, heeft in eerdere schattingen meegegeven dat hij verwacht dat 2500 van de 5000 KADEK-militanten, momenteel verblijvend in Irak, zich zullen overgeven aan de Turkse autoriteiten. Voorlopig is daar nog niets van in huis gekomen. Of veel zich zullen komen opgeven, zal allicht vooral afhangen van de werkelijke levensomstandigheden en de motivatie van de KADEK-rebellen.

Overdreven optimisme van de kant van de Turkse regering is niet gepast. KADEK geniet nog steeds een groot respect onder de Koerdische gemeenschap in Turkije. Als ze zich inspant, kan het leiderschap ongetwijfeld honderden, als niet duizenden, nieuwe leden recruteren in deze periode van 6 maand. Het feit dat Aksu al heeft vermeld dat deze periode verlengd kan worden, kan er trouwens op wijzen dat de Turkse regering zelf twijfelt aan het uiteindelijke succes van de wet.

Nood aan rechtstreekse dialoog

De leider van de pro-Koerdische Democratische Volkspartij, Tuncer Bakirhan, vindt dat een kans is gemist. Hij verwijt de Turkse regering dat "ze de stem van miljoenen nog steeds weigert te horen", verwijzend naar het feit dat de Turkse politici nauwelijks reageerden op het feit dat meer dan een miljoen handtekeningen werden verzameld, pleitend voor een algehele amnestie.

Bakirhan voegt eraan toe: "Deze politieke benadering die Turkije destabiliseert en opnieuw naar het strijdtoneel voert, is in het nadeel van de gehele bevolking (...) Eerst is een niet-discriminerende volledige amnestie nodig. De weg van het gesprek en de dialoog moet geopend worden.“

De regering valt op het eerste zicht niet veel te verwijten. Ze had immers al de grootste moeite om deze wet door het parlement te slepen, omdat de regeringspartij op tegenstand stuitte van haar eigen nationalistische vleugel. Bovendien is ze, meer dan enige regering voor haar, erin geslaagd om wetten door het parlement te slepen, die de democratisering van het land en de intrede in de EU moeten verzekeren.

Het parlement voerde eind juli wijzigingen door die de vrijheid van meningsuiting en culturele rechten voor minderheden moeten verzekeren, en de invloed van het leger op het politieke leven moeten verminderen. Het parlement is hiertoe in staat omdat het voor de meerderheid bestaat uit mensen, zoals premier Recep Tayyip Erdogan, die zelf vervolgd geweest zijn omwille van hun islamitisch politiek verleden.

Toch was er ook de mogelijkheid om, voor de eerste keer in het bestaan van Turkije, in te gaan op de vraag tot dialoog van de Koerdische gemeenschap. De politiek heel betrokken Koerdische jeugd spreekt enkel over vrede. In nieuwe spanningen heeft niemand zin. Het klimaat is rijp voor dialoog.

Maar de Turkse regering geeft geen krimp. Toegevingen op het vlak van Koerdische rechten en op het vlak van mensenrechten gebeuren enkel in het kader van het Turkse streven naar toetreding in de Europese Unie. Er is geen sprake van een interne dynamiek.

Op geen enkele manier trad ze op tegen de sluiting van de pro-Koerdische HADEP-partij, die in al haar publicaties een vreedzame oplossing nastreeft. De beweging ging vorig jaar al onder haar nieuwe naam DEHAP naar de verkiezingen, maar de sluiting betekende wel dat bijna vijftig vooraanstaande politici van de beweging de politieke rechten ontnomen werd en monddood werd gemaakt. DEHAP haalde zeven procent van de stemmen in november maar is niet vertegenwoordigd in het parlement wegens de lat van tien procent, die speciaal om haar buiten te houden zo hoog werd gelegd. Kans dat deze lat zal verlaagd worden is er niet, want de regeringspartij AKP komt ze veel te goed uit: dankzij deze wet heeft ze met een derde van de stemmen twee derde van de zetels bemachtigd in parlement.

De enige actie die tot hiertoe werd ondernomen is een toegeving aan de Europese Unie om het proces tegen Leyla Zana, het ex-Koerdische parlementslid dat veroordeeld werd na een schijnproces wegens haar vermoede banden met de PKK, over te doen. Voorlopig is het nog van niet veel nut geweest, want ook de nieuwe rechters maken zich volgens Europese observanten schuldig aan partijdigheid en het niet respecteren van het principe van het vermoeden van onschuld.

 


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Land

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.