Image
Terrorisme is geen natuurramp
Foto: Maret Hosemann
Terrorisme is geen natuurramp
Artikel
10 minuten

De recente aanval in Brussel op enkele militairen roept vragen en bedenkingen op: over het 'veiligheidsbeleid', over de inzet van militairen, over het Belgisch militair optreden in het buitenland, over de verengde manier ook waarop het terreurdebat en -beleid in ons land wordt gevoerd.

Even eerst kort terugblikken naar de aanval van afgelopen weekend op enkele militairen. Ging het wel om een klassieke terreurdaad? Blijkt dat Haashi Ayaanle, een jonge man (30) van Somalische afkomst te maken kreeg met pesterijen op het werk omwille van zijn huidskleur en dat speurders nergens linken hebben gevonden met terreurgroepen of terreurpropaganda. Hij was volgens mensen die hem kenden een eerder joviale, humoristische en ‘goed geïntegreerde’ jongen die het op een gegeven moment gewelddadig aan de stok kreeg met zijn pesters en (daardoor?) met psychische problemen te kampen kreeg. De vraag is dus of het om een klassieke terreurdaad ging, dan wel dat de man psychisch door het lint is gegaan. We staan er wellicht te weinig bij stil hoeveel traumatische ervaringen jonge vluchtelingen in hun land van oorsprong en vervolgens ook in hun toevluchtsoord – de betrokkene werd als minderjarige in 2004 opgevangen in een jeugdinstelling – moeten ondergaan. Er is nogal wat psychische draagkracht nodig om, na alles wat mensen op de vlucht kunnen doormaken, er niet onderdoor te gaan.

Terreur is geen natuurramp

Het debat zal toch eens grondig moeten worden opengetrokken naar de mechanismen die mensen in het gewelddadig extremisme helpen duwen. Veel van de aanslagplegers en extremisten blijken een problematisch verleden te hebben. Ze komen uit de (kleine) criminaliteit, veelal drugsgerelateerd met weinig religieuze roots tot ze zich ontwikkelen tot wat je ‘fastfoodjihadi’s’ zou kunnen noemen. Er zit dus een complexe maatschappelijke werkelijkheid achter het ‘terreurfenomeen’. M.a.w., hoeveel terreur, Syriëstrijders, etc… zouden we hebben kunnen vermijden indien jongeren zich thuis zouden voelen in onze maatschappij? Geen idee, maar het is een sereen onderzoek waard, beter dan de gespierde verklaringen waartoe sommigen al eens verleid worden. Neem nu pakweg de identiteitscontroles waaraan mensen met een ‘kleur’ verhoudingsgewijs meer aan worden blootgesteld en combineer dat met vele andere factoren die de betrokkenen als discriminerend ervaren. Stel je voor dat je als 18-jarige geregeld wordt aangehouden voor een politionele routinecontrole, je daarbovenop elders voortdurend wordt aan herinnerd dat je huidskleur en afkomst bepalend kan zijn voor een job, de manier waarop je aan loketten kan worden bediend of het vinden van een woning, de neerbuigende opmerkingen in het publieke leven, etc… Dit ontlast de betrokken extremisten niet van de verantwoordelijkheid voor hun daden, maar dat neemt niet weg dat het hoognodig is om meer aandacht te geven aan de maatschappelijke context waarin veel geweld wortel schiet. Uitspraken als ‘we gaan Molenbeek opkuisen’ en bijhorende harde operaties die een hele buurt stigmatiseren, kunnen de boosheid en frustraties die sommigen vatbaar maken voor extremisme enkel versterken en zijn vanuit veiligheidsperspectief contraproductief.

Scoren met harde aanpak

Binnen de huidige regering hoopt men te scoren met de boodschap van de ‘harde aanpak’

Er ligt, althans dat wordt benadrukt in de communicatie en dat is de publieke perceptie, een grote nadruk op de repressieve kant van de terreuraanpak. Zeker binnen de huidige regering hoopt men te scoren met de boodschap van de ‘harde aanpak’ waarbij de focus ligt op repressie in plaats van op preventie. Vooral de N-VA, de partij die de betrokken veiligheidsdepartementen bezet (Binnenlandse Zaken en Defensie), maakt daar graag gebruik van. Vorige zomer publiceerde de partij een ‘Veiligheidsplan’ waarin grote termen en overdrijvingen niet worden geschuwd. Volgens de partij is elke locatie “een potentieel oorlogsfront” en dus moeten we naar een wettelijk kader voor het uitroepen van de noodtoestand waarbij allerlei (inclusief ongrondwettelijke) maatregelen worden voorgesteld die een duidelijke inbreuk vormen op essentiële vrijheden en rechten. Er is dus een tol voor de gevraagde veiligheid, zo luidt de boodschap, terwijl het helemaal niet bewezen is of de harde aanpak wel zo productief is en als een rode lap werkt op een stier.

Investeren in onderwijs, participatie aan cultuur, buurtwerking, bestrijden van discriminatie, armoede, wantoestanden in de gevangenis, etc… zijn nu net dikwijls zaken waar Europese regeringen in desinvesteren.

De Verenigde Naties publiceerden anderhalf jaar geleden nog een ‘Actieplan ter Preventie van Gewelddadig Extremisme’ met een pleidooi om meer aandacht te besteden aan de contextuele factoren die terrorisme in de hand kunnen werken en ook om de mensenrechten en de rechtstaat te beschermen in de strijd tegen de terreur. Investeren in onderwijs, participatie aan cultuur, buurtwerking, bestrijden van discriminatie, armoede, wantoestanden in de gevangenis, etc… zijn nu net dikwijls zaken waar Europese regeringen in desinvesteren.

Militairen blijven op straat

De militairen die we al tweeënhalf jaar op publieke plaatsen tegenkomen, zijn zowat het symbool geworden van een veiligheidsdiscours dat benadrukt dat we de terreur bestrijden door onze spierballen te tonen. Of de maatregel (‘Operatie Homeland’) effect heeft, is een andere vraag waar verbazend weinig discussie over wordt gevoerd.

Bij de jongste twee aanslagen zijn Belgische militairen tussengekomen. Het lijkt er op dat zowel de Islamitische Staat (zoals steeds) als de regering de recente aanval op militairen politiek wil recupereren. Voor de Islamitische Staat bevestigt elke terreurdaad, zeker nu de terreurbeweging in het defensief is gedreven, de slagkracht waarover ze nog beschikt. Het doet er niet toe of een aanslag, zoals deze van afgelopen weekend in Brussel, al dan niet georganiseerd of gelieerd is door de terreurbeweging. Het belangrijkste is dat het beeld bijblijft dat de Islamitische Staat overal kan toeslaan, dat niemand zich nog veilig kan voelen en dat het om een vergeldingsmaatregel gaat voor de westerse oorlogspolitiek.

Militaire patrouilles kenden we tot nog toe enkel in oorlogszones. Dat is ook de perceptie waar men op aanstuurt: ons er aan herinneren dat we ons in een ‘permanente oorlogssituatie’ bevinden

Ook de regering probeert politiek munt te slaan uit de jongste twee aanslagen. ‘Alle steun’ of ‘respect’ voor de militairen zo klonk het afgelopen weekend eensluidend bij de tenoren van het politiek establishment van de regering. Wie nog kritiek durft leveren op de aanwezigheid van militairen in het publieke domein, wordt met pek en veren overladen. De steun van de publieke opinie was nodig om de ‘tijdelijke maatregel’ – zoals voorgesteld in het persbericht van de regering van 9 maart 2015 die het inzetten van militairen in de straat aankondigde - een permanenter karakter te geven. Meteen na de jongste aanslag kregen we te horen dat de militairen nog zeker tot 2020 in het straatbeeld te vinden zullen zijn. De manier waarop zal veranderen, namelijk in mobiele patrouilles van 8 manschappen. Militaire patrouilles kenden we tot nog toe enkel in oorlogszones. Dat is ook de perceptie waar men op aanstuurt: ons er aan herinneren dat we ons in een ‘permanente oorlogssituatie’ bevinden, conform het discours van de ‘veiligheidsnota’ van de N-VA vorig jaar.

Daadkrachtige politici, rollen met spierballen, we laten ons niet doen, etc…. voor een bepaalde achterban is dat spek naar de bek.

Daadkrachtige politici, rollen met spierballen, we laten ons niet doen, etc…. voor een bepaalde achterban is dat spek naar de bek. En het helpt critici van ‘operatie Homeland’ de mond snoeren. Maar is ‘Operatie Homeland’ wel zo efficiënt? Tijdens de mislukte aanslag van juni dit jaar in het Brusselse Centraal Station konden de militairen de aanslag zelf niet verhinderen. Wel de dader achteraf uitschakelen. En nu waren de militairen zelf het doelwit. De belangrijkste vraag is waarom de militairen maar niet vervangen worden door politiediensten, zoals het in een normale rechtsstaat hoort. Nu klinkt het dat er nieuwe aanwervingen bij de militairen moeten komen om de opdracht te kunnen volbrengen, hoewel hun grootste nadeel is dat ze niet over normale politionele bevoegdheden beschikken en er ook niet voor getraind zijn. Waarom worden die aanwervingen niet gerealiseerd bij de politiediensten zelf die dan een speciale brede opleiding kunnen genieten met een veel grotere rol op vlak van preventie, etc…?

De ontplooiing van het leger kan slechts een laatste redmiddel zijn in een democratische rechtsstaat.

De ontplooiing van het leger kan slechts een laatste redmiddel zijn in een democratische rechtsstaat. Artikel 43 van de wet van 1998 inzake de organisatie van een geïntegreerde politiedienst voorziet twee voorwaarden voor het inzetten van het leger in de straten: 1. bij “ernstige en nakende dreigingen van de openbare orde” en 2. als de lokale en/of de federale politie over onvoldoende middelen beschikt om een antwoord te bieden aan het gestelde dreigingsniveau. Volgens het KB van 2006 (met daarin de dreigingsniveaus) speelt een dergelijke ernstige en nakende dreiging (in het KB staat het als ‘ernstig en zeer nabij’) zich eerder af op het niveau 4 en niet zozeer dreigingsniveau 3. Maar de formulering zijn wellicht onderwerp van een semantisch debat. De wetgever is wel erg duidelijk wat betreft de tweede voorwaarde voor het inzetten van militairen. Volgens de wet moet vastgesteld worden of de middelen van de lokale en federale politie daadwerkelijk ontoereikend zijn. En als dat zo is, dan is het geenszins de bedoeling geweest van de wetgever dat het leger op lange termijn deze politietaken vervult.

Terreur gedijt in oorlogspolitiek

Tot slot moeten we de terreur in perspectief plaatsen. Het gaat niet alleen over de binnenlandse factoren. Er is ook de internationale context en meer bepaald de oorlogspolitiek waaraan een aantal westerse landen zich al decennia schuldig maken en landen en regio’s heeft gedestabiliseerd. Uit de manier waarop het terreurdebat wordt gevoerd valt op te maken dat enige zelfreflectie daarover compleet afwezig is. Onze beleidsverantwoordelijken kruipen in de slachtofferrol, alsof de terreur een uit het niets gevallen natuurramp is. Dat de Islamitische Staat een rechtstreeks gevolg is van de invasie in Irak en de daaropvolgende verdeel- en heerspolitiek tijdens de daaropvolgende bezetting, is iets wat in het debat quasi volledig wordt verdrongen. Dat elke grote aanslag gepaard gaat met opeisingen die refereren aan de bombardementen in Syrië en Irak, en dus m.a.w. als een vergeldingsactie worden gepresenteerd, krijgt amper aandacht. Dat de bevolking van deze landen samen met Pakistan, Afghanistan en Nigeria daarenboven ook nog eens het hoogste aantal terreuraanslagen en – slachtoffers te verwerken krijgt, is wat je zelden hoort. Het gaat om een oud mechanisme waarbij media uit westerse landen meer aandacht hebben voor elitelanden of landen die letterlijk of figuurlijk onze buren zijn.

Bijna drie kwart (72% in 2015) van alle terreurslachtoffers wereldwijd valt in Irak, Afghanistan, Nigeria, Pakistan en Syrië.

De vele slachtoffers van bijna dagelijkse terreuraanslagen in door oorlog ontwrichte landen blijven grotendeels onzichtbaar evenals de politieke context waarin ze vallen. De naakte cijfers: volgens de Global Terrorism Index, valt bijna drie kwart (72% in 2015) van alle terreurslachtoffers wereldwijd in de vijf genoemde landen (Irak, Afghanistan, Nigeria, Pakistan en Syrië). Het aantal terreurslachtoffers in de Oeso-landen (met een meerderheid van lidstaten die we als het ‘Westen’ benoemen) bedraagt 2,2% van het wereldtotaal met Turkije (een overwegend moslimland) en Frankrijk op kop. Toch cultiveert een deel van het (rechtse) politiek establishment de perceptie dat de moslimwereld het op de westerse bevolking heeft gemunt, terwijl moslims veruit het grootst aantal slachtoffers moeten betreuren.

Terreur kan niet worden losgekoppeld van de oorlogspolitiek die een aantal westerse grootmachten al enkele decennia voeren in bepaalde regio’s.

Terreur kan niet worden losgekoppeld van de oorlogspolitiek die een aantal westerse grootmachten al enkele decennia voeren in bepaalde regio’s. Zoals al Qaida en vervolgens de Taliban een duidelijk bijproduct zijn van een clandestien bewapeningsprogramma van de VS, Saudi-Arabië en Pakistan (‘Operatie Cyclone’) en vervolgens de oorlog in Afghanistan, is de Islamitische Staat het rechtstreekse resultaat van de illegale invasie van de VS en Groot-Brittannië in Irak en de daaropvolgende bezettingsoorlog waar de verschillende bevolkingsgroepen tegen elkaar werden opgezet. Die oorlogspolitiek blijft onveranderd voortduren met als gevolg dat vooral de landen die er mee geassocieerd worden hoogst waarschijnlijk een doelwit zullen blijven vormen van terroristische organisaties en ‘lone wolfs’. De luchtbombardementen op Syrië en Irak hebben volgens de organisatie Airwars inmiddels minstens 5.117 burgerdoden gemaakt sinds het begin van de operatie van de ‘Internationale Coalitie’ goed twee jaar geleden. Dat is een veelvoud van het aantal terreurslachtoffers in het Westen in dezelfde periode, maar de aandacht er voor is omgekeerd evenredig. Dat geldt ook voor andere gewelddadige conflicten zoals in Jemen. Hoewel het dodentol onder de burgers door luchtbombardementen van Saudi-Arabië schrikbarend oploopt, is dat land de belangrijkste Europese (maar ook Belgische) wapenklant. Saudi-Arabië bewapent ook extremistische gewapende milities in Syrië. De oorlog in Jemen heeft er voor gezorgd dat het land inmiddels is opgeklommen naar de zesde plaats op de terreurindex en het aantal terreurdoden in 2015 bijna verdubbeld is (1.519) ten opzichte van het jaar er voor (866).

Samenvattend. Het veiligheidsbeleid en -debat zoals dat in ons land wordt gevoerd zit met een aantal blinde vlekken en contradicties. Er is geen ruimte voor de context waarbinnen terreur floreert en de nadruk op de repressie in combinatie van de bijna militante participatie van ons land aan huidige of afgelopen militaire operaties (Afghanistan, Libië, Irak en Syrië) heeft er toe bijgedragen dat ons land een doelwit is van terroristen. Getuige de expliciete verwijzing naar de Belgische luchtoperaties in Syrië en Irak in de opeising door de Islamitische Staat van de aanslagen in Zaventem en Brussel op 22 maart 2016.


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Thema

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.