Image
Syrië en het buitenland: is er nog een uitweg?
Foto: Mil.ru
Syrië en het buitenland: is er nog een uitweg?
Artikel
12 minuten

De oorlog in Syrië breidt uit en draagt al maanden een gruwelijk karakter. De militaire escalatie werkt de versterking van de gewapende krachten in de hand. Het conflict is in een impasse terechtgekomen. Internationale actoren dragen een grote verantwoordelijkheid in de enorme militariseringen van het conflict.

De Syrische crisis zorgt geregeld voor verdeeldheid binnen links en de vredesbeweging. Op het eerste gezicht gaat het om twee kampen die tegengestelde analyses verdedigen.

Een eerste groep benadrukt dat de Syrische crisis een verlengstuk is van de Arabische lente. Het gaat om een opstand die zich richt tegen een autoritair regime, voor vrijheid en democratie, voor de verdediging van de mensenrechten en tegen de corruptie. Hij is in belangrijke mate het resultaat van sociale onvrede bij de lagere sociale klassen. Door de repressie van het regime kreeg de opstand een gewapend karakter.

Een tweede groep ziet in de opstand vooral een complot dat draait rond geostrategische belangen. Het regime moet verdwijnen omdat het 1. een alliantie heeft lopen met Hezbollah en Iran, 2. een confrontatiepolitiek voert tegen de Verenigde Staten en Israël, 3. de regionale machtsuitbreiding van een aantal conservatieve Golfstaten – Saudi-Arabië en Qatar – en Turkije in de weg staat, 4. een laatste bastion is van de Russische invloedssfeer in het Midden-Oosten.

Geweldspiraal

Deze tegenstelling is artificieel. Aan de ene kant is elk verzet tegen een brutaal autoritair regime legitiem. Links moet zich uitspreken tegen een regime dat politieke gevangenen op grote schaal foltert en dat belangrijke delen van de bevolking op soms gruwelijke wijze onderdrukt. Het is ontegensprekelijk zo dat het optreden van het Syrische leger in de gebieden waar de rebellen opereren, meedogenloos is en aan vele duizenden burgers het leven heeft gekost. Het regime van Assad draagt ook de grootste verantwoordelijkheid voor de spiraal van geweld en het bloedbad in het land. Ze heeft er alles aan gedaan om de opstand een gewelddadig karakter te geven. De regering is er ook verantwoordelijk voor dat 1. uit haar geweld het tegengeweld is gegroeid, 2. het gewapend conflict in toenemende mate een sectarisch karakter kent en 3. radicale islamisten een belangrijke speler zijn geworden.

Haytham Manna, de woordvoerder van het Nationaal Coördinatiecomité voor een Democratische Verandering – NCCDV) die ik vorige maand in Genève heb geïnterviewd zei daarover het volgende: “Het is toch duidelijk dat het project van politiek geweld geen uitdrukking is van democratische aspiraties. Het heeft er voor gezorgd dat een doordachte en bewuste sociale mobiliteit afglijdt tot sectarisme, factionalisme en extremisme om vervolgens uit te monden in dood, moord en wraak. We zien dat de contrarevolutie in handen is van de meeste islamisten en neoliberalen waarbij het niet langer meer gaat over democratische verandering, tenzij dan voor public relations-doeleinden en in de media. Verrassend genoeg zijn de voorstanders van het gewapend geweld er in geslaagd om de revolutionaire waarde van de geweldloosheid en burgerverzet te doen omslaan in een beschuldiging, waarbij de drie nee's die het NCCDV heeft aangenomen (neen aan het geweld, neen aan sectarisme en neen tegen een buitenlandse interventie) worden gezien als een vorm van medeplichtigheid en zwakte ten aanzien van de dictatoriale macht.”

De gewapende strijd toont elke dag zijn failliet

We moeten voortdurend horen dat de vreedzame beweging geen resultaten boekte en dat ze daardoor verplicht was om te militariseren. Na 16 maanden van gewapende confrontaties is het onze plicht om stil te staan bij de humanitaire en materiële kost van het geweld. Rond de 70.000 (het getal is afkomstig van de VN, maar moeilijk verifieerbaar), meer dan 250.000 gewonden, 35.000 vermisten, een derde van de gezondheidszorginfrastructuur en 93 dorpen of regio's die vernietigd zijn, meer dan 2,5 miljoen mensen die op de vlucht zijn en een economisch verlies van 160 miljard dollar. Aan de vooravond van de tweede verjaardag van de opstand die op 18 maart 2011 begon, kunnen we besluiten dat het regime is gefaald in de militaire aanpak, geen noodzakelijke hervormingen heeft doorgevoerd, niet in staat is om veiligheid te brengen en voldoende levensstandaard te geven aan een kwart van de bevolking. De oppositie is er dan weer niet in geslaagd om de militaire groepen onder politieke controle te brengen, de verschillende fracties te bevrijden van sectarische groepen en om met een duidelijke gemeenschappelijke visie en actie naar buiten te treden.

Buitenlandse krachten

Iedereen zou het er over eens moeten zijn dat het gewapende geweld moet verminderen, want het is een bijkomende bron van de vernietiging van de humanitaire, economische, ecologische en sociale capaciteiten van het land. Jammer genoeg is dat niet zo. Het is jammer genoeg zo dat het conflict al lang geen loutere Syrische aangelegenheid meer is, en ik bedoel het hier in de negatieve zin.

Dat het conflict in Syrië deze gewelddadige vorm heeft aangenomen kon alleen maar omdat er buitenlandse krachten aan het werk zijn die in Syrië hun eigen agenda uitvoeren en hun belangen verdedigen. We mogen dus de ogen niet sluiten voor het gevaarlijke geostrategische spel van buitenlandse machten in Syrië.

Er zijn verschillende internationale dimensies van conflicten en belangen die in Syrië worden uitgevochten.

Grootmachtenrivaliteit

De grootmachtenrivaliteit tussen een deel van het Westen (vooral VS, Frankrijk en VK) enerzijds en Rusland (gevolgd door China) anderzijds speelt zich ook af in Syrië. De enige mediterrane militaire basis van de Russen bevindt zich in de Syrische havenstad Tartus (een gevolg van een akkoord uit 1971). Rusland heeft ook heel wat economische belangen in Syrië. Deze belangen verklaren de Russische steun aan Syrië: een schuldkwijtschelding van 9,8 miljard dollar op een totale schuld van 13,4 miljard dollar in 2005; wapenverkopen ter waarde van 1,5 miljard dollar tussen 2000 en 2010; politieke steun in de Veiligheidsraad. Rusland ziet echter ook dat het interne gewapende conflict gevaarlijke dimensies krijgt die schadelijk kunnen zijn voor zijn belangen. Vandaar dat het tegenwoordig zeer actief is op het diplomatieke front en werkt lijkt te maken van een politieke oplossing. In juni 2012 kwam het met een vredesplan op de proppen dat mee de basis heeft gelegd voor het akkoord van de Actiegroep voor Syrië in Genève. Tijdens een ontmoeting in Berlijn op 26 februari 2013 tussen de Russische minister van Buitenlandse Zaken Lavrov en zijn Amerikaanse collega John Kerry, leek het water tussen beide rivalen minder diep. Rusland heeft eerder Assad al laten verstaan dat het moet onderhandelen met de oppositie (cfr de speech van Assad van 6 januari), en probeert nu de VS te overtuigen dat het de oppositie onder druk moet zetten om hetzelde te doen. Bij de oppositie heerst er daarover verdeeldheid. Bovendien vragen de meeste opposanten voorafgaandelijk dat Assad moet vertrekken. De VS vrezen vooral een machtsovername of te grote invloed van radicale islamistische groepen. Zo plaatsten ze eind vorige jaar Jabhet al-Nusra op de lijst van terroristische organisaties omdat Washington deze gewapende Salafisten ziet als een verlengstuk van Al Qaida in Irak. Een belangrijk deel van de gewapende oppositie heeft daarop gereageerd met een steunverklaring ondertekend door 29 gewapende milities. Het is duidelijk dat het voor de VS moeilijk schipperen is. Washington steunt de oppositie, maar aarzelt met het leveren van wapens – er is wel steun met dual-use materiaal zoals kogelvrije vesten en communicatie-apparatuur evenals undercoveroperaties – omdat ze vrezen dat die in verkeerde handen kunnen vallen. Die positie en de militaire impasse in het land kan er toe leiden dat de VS en Rusland in de komende maanden verder naar elkaar toegroeien.

Vooralsnog is het Amerikaanse beleid in Syrië in belangrijke mate gebaseerd op het streven om Iran te isoleren en de Russische invloed te verminderen. De opstelling van patriot-raketten in NAVO-verband door de VS, Duitsland en Nederland aan de Syrische grens in Turkije moet gezien worden als een klassiek voorbeeld van een militaire confrontatie in koude-oorlog sfeer onder het weinig geloofwaardige argument dat het Turkije moet beschermen tegen de Syrische dreiging. Het Russische antwoord liet niet op zich wachten. De Russen helpen het Syrische leger zijn defensie-systeem verder uit te bouwen met de levering van Iskander-raketten. Het Amerikaanse leger probeert ook greep te krijgen op de militaire oppositie door in Jordanië trainingen te geven. De Amerikanen zitten met het dilemma dat als ze niets doen dit kan leiden tot verlies van invloed op de oppositie.

In het westerse kamp zijn vooral oud-koloniale machten Frankrijk en Groot-Brittannië in de weer om de oppositie te steunen. Zij hebben duidelijk de kant gekozen van de Nationale Coalitie van de Syrische Revolutionaire en Oppositiekrachten als 'enige' legitieme vertegenwoordiger van het Syrische volk. Geregeld bedreigen ze Damascus met een militaire interventie, maar dat zijn holle woorden zolang Rusland en China zich daar hard tegen verzetten. Binnen de Europese Unie ijverden ze voor de gedeeltelijke opheffing van het wapenembargo tegen Syrië om zo de rebellen wapens te kunnen leveren.

De Soennitische as

De steun van Saudi-Arabië, Qatar en Turkije kan – gezien de situatie in eigen land – bezwaarlijk ingegeven zijn door democratische bekommernissen. Hun steun is er vooral op gericht om de invloed uit te breiden en hun regionale rivalen te overtroeven. De militaire steun van Qatar en Saudi-Arabië onder andere in de vorm van wapenleveringen loopt niet altijd erg gecoördineerd en is zelfs voorwerp van onderlinge rivaliteiten. Qatar en Turkije steunen vooral de gewapende groepen die verbonden zijn met de moslimbroeders. Saudi-Arabië – dat in eigen land geen politieke partijen tolereert – stelt zich wantrouwig op tegenover de democratische overwinningen van de Moslimbroeders en lijkt volgens talrijke berichten vooral Salafistische groeperingen (radicale islamisten) militair te steunen. Ook Jordanië speelt een rol in het bewapenen van de Syrische rebellen.

De rol van Turkije moet gezien worden in het licht van het neo-Ottomaanse buitenlandse beleid zoals dat de jongste jaren ontwikkeld is door minister van Buitenlandse Zaken Davutoglu. Turkije koestert regionale hegemoniale ambities en wil opnieuw een betekenisvolle rol spelen in de oude Ottomaanse regio die zich uitstrekt van de Arabische wereld tot in de Kaukasus. In Turkije staat sinds 2002 een gematigd conservatieve regering aan het roer die haar beleid mee laat baseren op islamitische waarden. Het land wordt gezien als een modelstaat voor de post-revolutionaire landen in de Arabische wereld. Turkije heeft in dat verband goede relaties ontwikkeld met de moslimbroeders in o.a. Tunesië en Egypte, die in beide landen de macht in handen hebben. De steun aan de moslimbroeders in buurland Syrië en het platform dat Turkije geeft aan de gewapende en politieke Syrische oppositie past in dat plaatje. Turkije streeft duidelijk naar grote invloed bij zijn zuiderbuur. Een tweede drijfveer voor de Turkse bemoeinissen in Syrië is gericht tegen de komst van een aparte autonome Koerdische entiteit in het noorden van Syrië. Een belangrijk deel van de Koerdische politieke beweging – meer bepaald de Democratische Unie Partij, DYP – wordt in Turkije gezien als een rechtstreeks verlengstuk van de PKK met wie het al jaren een gewapende strijd uitvecht. De Syrische moslimbroeders hebben zich in het verleden meermaals verzet tegen welke autonome Koerdische entiteit dan ook en vinden daar in Turkije een bondgenoot. Gewapende milities van het Vrije Syrische Leger – doorgaans verbonden met de Moslimbroeders – en Koerdische gewapende milities hebben al een aantal gewapende confrontaties achter de rug.

Tenslotte zijn er nog tal van netwerken en privéfondsen uit de Golf en elders in de Arabische wereld zoals Tunesië, die druk in de weer zijn om de gewapende oppositie te steunen. Ze houden zich onledig met het leveren van wapens en strijders aan de Syrische oppositie. Zij zijn doorgaans erg religieus geïnspireerd en versterken vooral de Salafistische gewapende groepen. De groeiende aanwezigheid van internationale strijders legt een extra hypotheek op een mogelijk oplossing van de Syrische crisis.

De Sjiïtische as

De echte grote rivaal van Saudi-Arabië is Iran, dat bijna dagelijks wapens levert via Irak aan zijn bondgenoot in Damascus en ook leden van de Republikeinse Garde in het land zou ontplooid hebben. De VS hebben al meermaals hun ongenoegen over de rol van Irak in de wapenleveringen geuit. Irak kent zelf een bevolking die in meerderheid – zoals in Iran – Sjiitisch is. Premier Maliki trekt in eigen land geregeld de sectaire sjiitsche kaart en heeft de jongste jaren de relaties met Iran verbeterd. Er zijn ook economische belangen en relaties mee gemoeid. In februari 2013 stemde Irak in met de aanleg van een pijplijn over zijn grondgebied dat Iraanse gas – uit het zuidelijke Pars gasveld – naar Irak en Syrië en vandaar ook naar de internationale markten moet transporteren. Dit is een doorn in het oog van Qatar dat vanuit hetzelfde gasveld – dat het deelt met Iran – een pijplijn wil laten lopen over Irak richting Turkije. Problematisch aan dit Qatarese traject is de machtsstrijd over de olie-ontginning tussen de Koerdische regering en de centrale regering in Irak. Een pijplijn doorheen Syrië zou veel interessanter zijn en deel uitmaken van de Qatarese agenda voor regimeverandering in Damascus. Volgens bepaalde berichten zou Jordanië gratis Qatarees gas kunnen krijgen in ruil voor de steun om Syrische rebellen te trainen op zijn grondgebied.

Israël

Tot slot is er nog de dubbelzinnige rol van Israël. Tussen Israël – dat de Syrische Golanhoogte bezet – en het Baath-regime in Damascus botert het al decennia niet. Israël ziet de alliantie tussen Syrië en de Libanese Hezbollah als een bedreiging. Dat geldt ook voor de goede relaties tussen Damascus en Teheran. De val van Assad zou negatieve gevolgen kunnen hebben voor de slagkracht van Hezbollah. Ook zou de noord-flank van Israël ontlast worden tijdens een eventuele aanval tegen Iran, waar Israël al jaren mee dreigt. De Israëlische luchtaanval in zuidelijk Syrië viseerde volgens de meeste Israëlische bronnen een transport van wapens – lange afstandsraketten en antivliegtuigraketten – met Hezbollah als bestemmeling. Israël zal er alles aan doen om te vermijden dat Hezbollah zich militair versterkt. Het breken van de as Hezbollah-Damascus-Teheran vormt waarschijnlijk de belangrijkste Israëlische strategische doelstelling. Anderzijds is Israël toch ook wel bevreesd voor de enorme instabiliteit in Syrië na een eventuele val van het huidige regime of de groeiende macht vanwege radicale islamistische groepen.

Er zijn dus tal van regionale en internationale actoren in Syrië actief. Zij leveren een nefaste bijdrage aan het gewapend karakter van het conflict en hinderen een oplossing. Daar ligt dan ook de sleutel van een deel van de oplossing. Als de impasse in Syrië aanhoudt zullen de internationale ogen hopelijk opengaan en weer meer gewicht leggen in politieke maatregelen. Rusland heeft zich al ongewoon kritisch uitgelaten tegenover Damascus. In het Westen begint men te beseffen dat men in Syrië met vuur speelt, doordaat de gewapende strijd radicale islamisten lijkt sterker te maken. Zij zouden hun invloed kunnen aanwenden op de regionale actoren (Turkije, de Golfstaten, Iran,...) om het 'geweer' letterlijk van schouder te veranderen. Vandaaruit kan er dan weer druk worden gezet op de strijdende partijen in Syrië om werk te maken van onderhandelingen en een politieke oplossing. Wellicht is er in het toekomstige Syrië geen plaats meer voor Bashar al-Assad en zullen de Russen hem moeten offeren. Maar los daarvan zijn er voldoende rationale argumenten om te besluiten dat de meeste betrokkenen wel eens meer baat kunnen hebben bij een politieke oplossing van het conflict dan het verder laten escaleren van het gewapend conflict.

Om met de woorden van Haytham Manna te besluiten: “Het is dan ook noodzakelijk dat de permanente leden van de VN-Veiligheidsraad (VS, Frankrijk, Groot-Brittannië, Rusland en China, nvdr.) tot een gezamenlijk historisch akkoord komen en het initiatief nemen voor een internationale conferentie over Syrië dat werkt aan een programma voor transitie tot een democratische staat. Wij Syriërs hebben grote bijeenkomsten nodig met iedereen die uit deze vuile oorlog wil geraken. We moeten allianties smeden tussen de democratische krachten om ons bedreigde land, het burgerschap te redden en te komen tot veiligheid voor alle mensen.”


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Thema
Land

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.